De discussie over fiscale dubbele petten is weer in het land! Een heerlijk thema, met allerlei lagen en nuances, dat leidt tot morele verontwaardiging en hoogoplopende emoties (vroeger op de borrel, maar post-COVID vooral op de social media). Deze nieuwe uitbraak van dubbelpetteritis is te traceren naar de Leidse oratie van Jan Vleggeert op 30 oktober 2020 (‘Over onafhankelijkheid, de verschraling van het fiscale debat en wat wij daaraan kunnen doen’) en het nieuws dat dubbelpetters niet langer welkom zijn bij de Haagse commissies over fiscaliteit. De komende tijd zal deze storm niet gaan liggen.
‘Onafhankelijkheid in de fiscale wetenschap’ is een onverwacht controversieel thema. Dat is vreemd, want er is helemaal niemand die tegen onafhankelijkheid is. Natuurlijk dienen de professoren vrij onverveerd hun ding te doen, daarover is iedereen het eens.
De vraag is alleen: hoe ziet onafhankelijkheid er in de praktijk uit? Is het strikt noodzakelijk dat iemand in intellectueel opzicht een Vestaalse maagd is met alleen een universitaire baan? Of zijn combinaties van fiscale rollen acceptabel, mits goed geregeld? Kan iemand die rijk werd met belastingontwijking onafhankelijk zijn over BEPS? Een hoogleraar die tevens belastingadviseur is heeft de schijn tegen. Het is jammer, maar dat behoor je te weten voordat je het ambt aanvaardt. Zeker bij een hoog pettengehalte op een bepaalde afdeling belastingrecht of bij een bepaalde commissie, kan het niet als een verrassing komen dat gewone mensen wat sceptisch zijn. Burgers geloven niemand op de blauwe ogen, en fiscalisten met handgemaakte pakken en schoenveters van EUR 600 zijn geen uitzondering. Sorry, het is niet persoonlijk bedoeld. Een hoogleraar bekleedt een publieke functie, met alle bijbehorende egards en een kekke toga, en wordt betaald uit publieke middelen. En ja, ik begrijp dat de kritiek vervelend is, en oneerlijk, en stemmingmakerij… het is eveneens een fact of life. Deal with it!
Ad hominem argumenten
Het is essentieel dat de discussie over dubbele petten niet op de man gevoerd wordt. Misschien ben ik te idealistisch, maar het moet mogelijk zijn om het op een constructieve, optimistische wijze over dit onderwerp te hebben. Het ‘ontmaskeren’ van hooggeleerden leidt nergens toe en is niet erg verheffend. Dit is geen pleidooi voor kleinzerigheid (de meeste dubbelpetters kunnen wel tegen een stootje, mits dat gaat om de inhoud (ondergetekende is een uitzondering, ik kan helemaal niet tegen kritiek en heb als fiscale criticaster dus een zwaar leven)). De roep om meer openheid mag echter nooit ontaarden in een heksenjacht op individuen. Het is eenvoudig. Mensen op een respectvolle wijze aanspreken: ja. Namen en shamen: nee (en volledigheidshalve, kritisch iemands werk citeren valt hier niet onder).
Voor een voorbeeld van hoe het niet moet, verwijs ik naar het onderstaande bericht, dat ik onlangs (openbaar) op Twitter ontving. Ik wil niet al te veel waarde hechten aan één klein tweetje, maar ik kan het niet laten:
Allereerst, het antwoord op de bovenstaande vragen luidt: (a) Voor zover ik weet niet (?) maar ik houd me aanbevolen voor meer informatie over lidmaatschap; (b) nee, want niemand heeft mij gevraagd; en (c) ja dat kan ik, als IK dat wil (ik heb namelijk geen publieke functie en ben u niets verschuldigd). Misschien heeft mijn oproep tot een “constructief gesprek” de indruk gewekt dat het okee is om mij op deze wijze onder druk te zetten. Dit laatste is echter niet het geval. Dit bericht is (bewust of onbewust) een vorm van bullyen. Ik vermoed dat de auteur (die ik niet zal noemen) dit niet zo bedoeld heeft. Maar zo kwam het wel op mij over. Het ‘ontmaskeren’ van vakbroeders, want dit is waar het hier om gaat, is het tegendeel van constructief. Het is bovendien stigmatiserend: “banden” heb je met de IRA of met ISIS, en daar is – ik zal het voor de zekerheid zeggen – geen sprake van.
Advocatus diaboli
“Staatssecretaris Hans Vijlbrief van Fiscaliteit en Belastingdienst wil geen belastingadviseurs met een bijbaan als wetenschapper meer in de commissies die de regering adviseren over fiscaliteit,” las ik gisteren in het FD (2 nov 2020). Een opmerkelijke en wat mij betreft ondoordachte stap. Begrijp me niet verkeerd, ik ben blij dat (de schijn van) belangenverstrengeling wordt aangepakt. Een stevige herevaluatie van fiscale dubbele petten zat eraan te komen. Echter, deze maatregel schiet zijn doel duidelijk voorbij en is hoogstwaarschijnlijk onwerkbaar. Nederland is niet gebaat bij het a priori uitsluiten van kennis. Ik vraag me daarnaast af of we op elk relevant fiscaal gebied onafhankelijke hoogleraren paraat hebben, die in de commissies zouden kunnen inspringen. Een betere oplossing is daarom om de dubbelpetters te blijven uitnodigen, steeds samen met enkel-petters, en altijd met de aanwezigheid van een Advocaat van de duivel. Dat is iemand die stelselmatig op zoek gaat naar tegenargumenten en ervoor zorgt dat er geen tunnelvisie ontstaat. Het aanstellen van Advocaten van de duivel is een stuk makkelijker dan het weren van nagenoeg alle fiscale hoogleraren in dit land.
Enkele praktische tips
Eigenlijk is het niet heel ingewikkeld. Een hoogleraar met een dubbele pet moet zich (a) niet laat leiden door commerciële/niet-wetenschappelijke belangen, en moet (b) kunnen aantonen welke stappen hij heeft gezet om die onafhankelijkheid te borgen. Het gaat om concrete maatregelen om de onafhankelijkheid te borgen. Deze moeten verder gaan dan slechts het vermelden van nevenfuncties op een website; het laatste biedt immers weinig/geen inzicht geeft in de daadwerkelijke beïnvloeding.
Hierna volgen een paar praktische tips voor het tegengaan van (de schijn van) belangenverstrengeling:
- Integriteit – Zorg dat u niet (bewust of onbewust) beïnvloed wordt door belangenverstrengelingen. Het is een open deur, maar vormt wel het vertrekpunt voor de onafhankelijkheidsdiscussie. Voor externen is dit lastig te meten. Het aantal ‘normoverdragende gesprekken’ per jaar is een aardige graadmeter voor hoe vaak een hoogleraar tegen het kantoorbelang ingaat.
- Maak goede afspraken – Maak concrete afspraken met zowel de universiteit als het kantoor over de borging van onafhankelijkheid; leg deze afspraken schriftelijk vast en publiceer ze (indien de privacy dit toelaat). De onafhankelijkheid van dubbelpetters moet eigenlijk in hun arbeidscontracten (bij zowel de universiteit als het kantoor) worden vastgelegd. Behoeven stukken goedkeuring vooraf? Zo ja, door wie en op welke gronden? Of volstaat een seintje als iets gepubliceerd gaat worden?
- Openheid over (neven)activiteiten – Geef openheid over functies en activiteiten en zorg (indien mogelijk) dat journalisten deze informatie daadwerkelijk opnemen bij de berichtgeving. En verzoek om een rectificatie als ze dat niet doen. Bij eigen publicaties e.d. speelt het weglaat-probleem uiteraard niet. Hanteer wat nevenfuncties betreft het adagium “bij twijfel kenbaar maken”.
- Grijs gebied – Let op werkzaamheden die beperkt beginnen, en uitgroeien tot een grotere activiteit: wanneer verandert een eenmalig iets in een nevenactiviteit? Er is een verschil tussen een echte nevenfunctie en ergens een mening over geven. Ik heb in 2019 een lezing gegeven aan het Tax Justice Netwerk over Starbucks. Dat is duidelijk geen nevenfunctie. Indien ik vervolgens in 2021 zitting zou nemen in het (fictieve, ik zeg er maar bij) Starbucks Revolution Brigade van TJN, zou duidelijk wel sprake zijn van een nevenfunctie. Tussen deze uitersten zit een grijs gebied. Wat als ik tussen 2019 en 2021 contact heb gehad met TJN? Wanneer begint de nevenfunctie? Het zal afhangen van wat ik precies heb gedaan. Dit is in elk geval een aandachtspunt: kennelijk kunnen activiteiten ‘van kleur verschieten’.
- Tegenargumenten – Besteed expliciet aandacht bij colleges en publicaties aan zowel de argumenten voor als tegen het eigen standpunt. Klinkt logisch maar gebeurt niet altijd. Eigenlijk zou elk stuk in het Weekblad moeten eindigen met een soort ingebouwde lezersreactie (het liefst door iemand anders geschreven). Doel van deze reactie is om te wijzen op andere invalshoeken, nieuwe bronnen, e.d. zonder deze uit te werken (het is geen tweede artikel).
- Co-auteur – Zoek waar nodig een co-auteur met een andere pettencombinatie en/of achtergrond. Zo wordt tunnelvisie tegengegaan. Een co-auteur is niet altijd nodig, denk ik: een noot in NLFiscaal kun je best alleen schrijven (het gebruik van co-auteurs moet wel praktisch haalbaar blijven). Doel moet zijn de best mogelijke informatie, waar iedereen – niet in de laatste plaats de Nederlandse belastingplichtigen – profijt van heeft.
- Tegenlezers – Zoek kritische tegenlezers, het liefst van een andere universiteit, die out of the box mogen schieten op jouw stukken. Eigenlijk zouden de redacties van de bladen deze rol moeten vervullen. Naast leesbaarheid en relevantie, zou evenwichtigheid een criterium moeten zijn voor publicatie.
- Fiscale bubbel – Neem contact op met de atypische fiscale actoren (ngo’s, politieke partijen, vakbonden, belangengroepen, journalisten) met het oog op het verbreden van de eigen blik; dit heeft alleen zin als je echt breed kijkt – van ‘links’ naar ‘rechts’ – en uit je fiscale bubbel stapt.
- Maatschappelijk debat – Doe actief mee met maatschappelijke discussies, geef gevraagd en ongevraagd input aan politici, schrijf mee met wetsvoorstellen, voorzie journalisten van antwoorden en help ngo’s. Bovenal geldt: vermijd belangenverstrengelingen en zet anderen niet op het verkeerde been.
- Diversiteit – Let op voldoende diversiteit (bijv. bij het organiseren van een congres of het werven van promovendi): meer vrouwen, meer fiscalisten van kleur en meer diversiteit qua achtergrond. Net als ‘onafhankelijkheid’ is diversiteit een onverwacht zwaar onderwerp met veel lange tenen (“Ik ben weliswaar een witte man, maar ik heb alles heus op eigen kracht gedaan…”) Wederom geldt echter: Deal with it!
- Bronnenmateriaal – Publiceer het onderliggend onderzoek bij een artikel en stel originele data ter beschikking, op een publieke website, zodat iedereen op een eenvoudige, doorzoekbare manier de cijfers kan checken. Deze tip valt eigenlijk onder de categorie just good science. Tevens zou het publiceren van bronnenmateriaal een positief effect moeten hebben op de geloofwaardigheid en onafhankelijkheid van onderzoek: de controle wordt groter.
- Declaration of Independence – Schrijf een statement over jouw visie op onafhankelijkheid en publiceer deze op de website van de universiteit (idealiter bij het persoonlijk profiel). Tijdens oraties zou daarnaast standaard iets gezegd moeten worden over onafhankelijkheid en de wijze waarop de spreker deze wil borgen bij zijn leerstoel.
Dit zijn de voorbeelden die meteen bij mij opkomen. Er zijn nog veel betere oplossingen denkbaar, zeker wanneer gekeken wordt naar andere (academische) terreinen. De Nederlandse fiscaliteit is heus niet het enige vakgebied waar dubbele petten spelen. We kunnen dus leren van anderen. We komen er wel!
***
Mocht het iemand boeien, een uitgebreide schets van mijn activiteiten staat hier en op LinkedIn.
Ben het hier helemaal mee eens. Als je wil weten of iets wit of zwart is, moet je niet alleen experten hebben die alles grijs zien. Zoals in de rechtbank, zet je best de meest relevante opinies aan tafel met hun raadslieden, zo krijgt ook de rechter het beste inzicht in pro en contra en kan hij of zij op de best mogelijke manier zijn of haar oordeel vellen.