Van de week zat ik in fiscaal gezelschap in een cafe in Amsterdam. Het ging over de gebruikelijke actualiteiten als de CCCTB en de stand van de Europese staatssteunonderzoeken. Artikel104.nl kwam ook ter sprake. Het was heel gezellig, maar toen viel het bommetje: “Anna, je moet alleen niet teveel over jezelf schrijven. De mensen vinden dat storend, dat valt slecht.” En: “Vroeger schreef je vernieuwende bijdragen. Over diversiteit enzo. Kun je dat niet weer gaan doen?”
Het bericht kwam op dezelfde omslachtige toon als waarmee je zegt dat iemands voeten stinken. Zo van: “Nee, ik heb er geen last van, maar er zijn mensen die vinden dat…” Sowieso ben ik niet zo’n fan van kritiek. Met de mogelijke uitzondering van mijn promotor, heb ik liever dat vervelende opmerkingen achter mijn rug om gebeuren en niet in het volle zicht (in de Nederlandse fiscaliteit is het laatste doorgaans geen probleem).
“Denk maar niet dat je iets hebt bereikt”
Het advies om minder nadrukkelijk aanwezig te zijn op social media en op mijn eigen blog vind ik extra problematisch. De enige juiste reactie is natuurlijk: “Nou, dan moeten ze m’n stukjes niet meer lezen!” Je hoeft tenslotte niet te luisteren naar wat anderen zeggen. Maar het stemmetje van binnen zegt: “Wat?! O nee, dit kan toch niet waar zijn? Wat heb ik recentelijk gepubliceerd? Iets over de IFA? Dat ging niet over mij, dus dat kan het niet zijn. Iets over het ATAD-debat van de NOB? Ik sta wel op de foto, maar dat doen Marnix van Rij, Bartjan Zoetmulder en drie andere heren ook.” Uiteindelijk ben ik tot de conclusie gekomen dat het probleem zit in mijn profielpagina. In het bijzonder mijn cv bevat veel informatie over mijzelf. Ik snap dat zoiets hinderlijk kan zijn.
Lief en bescheiden
De suggestie dat ik moet ophouden met de (beweerdelijke) zelfpromotie, heeft een gevoelige snaar geraakt. Niets ten nadele van de messenger, maar zouden mijn anonieme criticasters (m/v) hetzelfde gezegd hebben als ik een man was? In de context van de diversiteitsdiscussie – die inderdaad vaker gevoerd mag worden – is dit een wezenlijke kwestie. Het verwijt van aandachttrekkerij is killing omdat het samenhangt met de netelige vraag hoe wij als maatschappij – dat is dus mannen en vrouwen – aankijken tegen vrouwen die zich op enigerlei wijze in het publieke domein manifesteren. Het is een bekend gegeven dat heel ‘zichtbare’ vrouwen – hoogleraren, vrouwen met hoge posities in het bedrijfsleven of bij kantoren en vrouwen in de media – onder een vergrootglas liggen. Naast competent en ter zake kundig (op zich al een hele opgave) worden vrouwen (onbewust) afgerekend op het ongrijpbare likeability (de ‘gunfactor’). Wil je als debatterende vrouw in de smaak vallen? Spreek dan met een lage stem (zie Margaret Thatcher), claim voldoende spreektijd (maar val niemand in de rede), knik vriendelijk en lach, maak je niet te druk om je uiterlijk (maar vergeet nooit dat je op televisie vijf kilo zwaarder lijkt) en voorkom bitchy resting face. Bovenal geldt echter: gedraag je als een dame. En echte dames praten nu eenmaal niet over zichzelf. Wie vol trots foto’s tweet van een mooi congres of een brief naar de krant, is al snel ‘arrogant’ of een ‘aansteller’.
Doorstroming vrouwen
Het adagium ‘gewoon is gek genoeg’ heeft in Nederland een min of meer algemene strekking, maar wordt veel strenger toegepast bij vrouwen dan bij mannen. Het is een van de belangrijkste redenen waarom het in dit land zo belabberd gesteld is met de doorstroming van vrouwen naar allerlei serieuze topfuncties, zowel binnen het bedrijfsleven en de wetenschap als in de politiek en bij de opiniemakers. Wie haar kop boven het maaiveld uitsteekt wordt binnen de kortste keren neergesabeld.* Is er een makkelijk oplossing? Nee, vermoedelijk niet. Maar deze dynamiek is wel degelijk een probleem en moet daarom met enige regelmaat benoemd worden.
Enfin, het is een groot compliment dat iemand mij de moeite waard vindt om zich aan te storen. Met een knipoog zeg ik dus: daarvoor dank! Ik ga nu weer verder met het posten van semi-fiscale selfies.
***
* Voor vrolijke tips over het laatste, verwijs ik naar het boek Een webshop is geen carrière – Ontsnap uit het mutsenparadijs! (2011) door BNR-columnist Marianne Zwagerman. Het biedt niet voor elk probleem een oplossing, maar ik word altijd heel blij van haar oproep tot ‘bloeddoddigheid’ (= bloeddorstig + doddig) bij de dagelijkse omgang met de beter vertegenwoordigde sekse.
Foto: Hillary Clinton poseert als FLOTUS met een gezellige schaal met cookies om te benadrukken dat zij, niettegenstaande allerlei professionele verdiensten, toch heel warm en pluizig is. Hopelijk zijn dit soort beschamende persmomenten niet nodig als zij de eerste vrouwelijke POTUS is.
Ik ken iemand die nu heel hoog is bij PwC en die pleegde te zeggen: als je geen vijanden hebt doe je iets niet goed…… (Inderdaad een man) . Ik pleit voor stenen des aanstoots en rotsen van ergernis. Vier het meningsverschil zoals Erasmus 550 jaar eerder al zeide. Maar … mensen die zeggen dat zij goed tegen kritiek kunnen, liegen ….. allemaal!
Het vieren van meningsverschillen en het voeren van polemische discussies (of monologen), behoort helaas niet tot de fiscale tradities in Nederland, daar mogen wij best wat aan doen. Dank voor jullie aanzetten. En overigens, wat een onzin die laatste regel Paul, ik kan goed tegen kritiek, en wens daar niet in tegen te worden gesproken 🙂
Het geven en (met enige grace) ontvangen van kritiek is iets wat je moet leren. De lange tenen en mega-ego’s in de Nederlandse fiscaliteit laten zich deels verklaren door het historisch gebrek aan polemiek.
Geestige column, Anna. Ga zo door !!! en omring je met mensen die jou niet als een bedreiging zien.
Top column. Lekker niets van dat gezeur aantrekken!