#WOinActie – Ik ben net terug van de lerarenstaking op het Malieveld in Den Haag. Samen met duizenden docenten, onderwijzers, leraren, juffen en meesters, heb ik een “duidelijk signaal” afgegeven over de problemen in het Nederlands onderwijs in brede zin. Dit overigens in de hoedanigheid van demonstrant, niet staker. Hoewel ik de echte stakers zeker steun, ben ikzelf niet op het punt dat ik uit een vol collegezaal zou weglopen. Daarbij komt: ik werk sowieso niet op vrijdag.
De aanleiding voor de actie is bekend. Er zijn meerdere problemen met het Nederlandse onderwijssysteem, doorgaans met een lange voorgeschiedenis en zonder een makkelijke oplossing: het lerarentekort, de overmatige inzet van flex- en tijdelijke contracten, gebrek aan geld, regelzucht en red tape, werkdruk, ziekteverzuim en structurele onderbezetting. Bijzonder aan deze staking was dat het hele onderwijs – van kleuterjuf tot “plofdoc” – tegelijkertijd op de barricades stond. Dat schept een bepaald perspectief. Ik ben werkzaam aan een universiteit en geef dus les aan onbetwist mondige jongvolwassenen. Zelfs als het tertiair onderwijs rampzalig was (quod non) zouden zij zich redden.
De staking ging echter ook over het basis- en middelbaar onderwijs en dus over de toekomst van honderdduizenden, soms zeer kwetsbare, kinderen. In de Haagse modder liepen welpjes met kleine spandoekjes: “Zorg voor mijn juf!” Jazeker, het is emotional blackmail. Feit blijft dat één op de vijf basisschoolleraren burn-out klachten ervaart. Dat is echt niet acceptabel. De kwaliteit van de leraar is een van de belangrijkste factoren voor een goede opleiding. Is het onderwijs in de huidige vorm verschrikkelijk? Nee, dat is natuurlijk onzin. Nederland heeft een van de beste onderwijssystemen ter wereld (zie dit OESO-rapport uit 2016). Dat is allerminst vanzelfsprekend. Willen we ons collectief opleidingsniveau op orde houden, dan moeten we de signalen van het Malieveld serieus nemen. Nederland kan niet zonder een sterk en gemotiveerd docentencorps.
Vast contract is een statussymbool
Het onderwijs is belangrijk maar niet bijzonder prestigieus. ‘Tuurlijk, er zijn mooie verhalen met schoffies uit achterstandswijken, die met de juiste hulp en de nodige aanmoediging alle verwachtingen overstegen. De ruwe diamantjes, engelengeduld. Maar er zijn ook tijgermoeders en -vaders, die overspannen leerkrachten schaamteloos intimideren omdat het telg ‘recht’ heeft op extra aandacht of een speciale behandeling. Waar uiteraard geen ruimte voor is. Zie dat maar eens uit te leggen aan de boze “klant”. De klachten, die dan onvermijdelijk volgen, leveren veel negatieve energie op. Toch moet de docent begripvol knikken en desnoods met kiespijn blijven lachen. Het vast contract is vaak onbereikbaar en de eigen positie dus navenant precair. Ik ken genoeg (of liever: teveel) docenten die na een reeks tijdelijke (flex)contracten weg moesten terwijl ze (a) wel goed functioneerden en (b) nog nodig waren om het curriculum draaiend te houden.* Het onderwijzend personeel is kennelijk inwisselbaar, dat is althans de boodschap. Tot zover de status van de professie.
Klassenfoto 2019: Ondergetekende staat rechts, achterin.
Eervol, geen eer
Nu kunnen klagende docenten niet altijd op evenveel steun rekenen (vooral als de kinderopvangplanning in het geding geraakt). Dan komen er opmerkingen als: “Ja okee, het is wel zwaar, maar wel een eer.” De woorden “dus zit niet zo te zeiken” blijft nog net uit. Een variant hierop, is: “Nee, er is geen geld voor meer collega’s. Maar we weten dat jullie toch overuren blijven maken, want het is natuurlijk een eer om hier te werken.” En daarmee is de kous dan weer af. Dat doceren leuker is dan veel andere banen, lijkt me duidelijk. Evenwel ben ik geen voorstander van het eindeloos oprekken van deze “het is toch een eer?” logica. Het onderwijs is inderdaad een eervol beroep – d.w.z. een beroep waarvoor veel ontzag zou moeten zijn – maar dat maakt overuren en de stress van te grote klassen niet tot een eer. Een docent speelt een essentiële maatschappelijke functie, vaak onder moeilijke omstandigheden, en is onmisbaar zolang Nederland zich kennisland wil blijven noemen. Dat iemand zich uit plichtsbesef laat uitknijpen, snap ik nog wel. Maar noem het beestje bij de naam: capaciteitsgebrek, slecht management, onhaalbare doelstellingen of het product van jarenlange roofbouw.
Tot slot
Ik heb nog een tijdje rondgelopen op het Malieveld op zoek naar belastingcollega’s. Die heb ik niet gevonden, al zou het natuurlijk kunnen dat ze tussen de hossende menigte van SP jongeren stonden of bij de sambaband van de anarchisten. Ik sluit het niet uit. De actiebereidheid onder fiscalisten is gering (of ik heb de uitnodiging voor de fiscale revolutie gemist, zou zomaar kunnen). Ik ken niemand, mijnzelf incluis, van de vakbroeders (m/v) die is gaan staken. Daar zal vooralsnog geen verandering in komen. Of dat erg is? Ach, daar kun je verschillend over denken.
In de trein terug naar Leiden deelden twee basisschooljuffen, die tegenover mij zaten, tips over taalvaardigheid in groep 5. “Ssstt!”, deed toen een strenge mevrouw in een regenjas (ze had geen zitplek kunnen vinden): “Dit is een stiltecoupé.” Mijn juffen begonnen te giechelen: “We zullen héééél zachtjes doen, beloofd!”
Zoiets smeekt toch om solidariteit?
***
Anna Gunn is wetenschappelijk docent internationaal en Europees belastingrecht.
* Waarom het zo werkt is me een raadsel.