“De zwaarste misdrijven die burgers kunnen begaan, zijn niet zozeer de misdrijven tegen burgers, maar misdrijven die gevaar opleveren voor de staat zelf: het landverraard, het deserteren voor militairen, het ontduiken van de dienstplicht, het samenzweren tegen de staat, het vermoorden van staatshoofden, het ontduiken van belastingen en economische misdrijven tegen de staat.”
Aan het woord zijn Ritzen en Royakkers in het boek “Ethiek in de rechtspraktijk” (tweede druk, 2011, p. 16/17). Onder een boom in een park in Milaan heb deze passage meerdere malen moeten lezen. Dat fiscale ethiek momenteel ‘hot’ is, was me duidelijk. Maar om het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte op één lijn te zetten als een coup d’état gaat zelfs in deze roerige tijden wat ver. Wat ik evenwel aardig vind aan het citaat is het expliciet verband dat wordt gelegd tussen het betalen van belasting en goed burgerschap. De auteurs beperken zich wel tot het “ontduiken” van belastingen. Dit is in zoverre het makkelijke standpunt omdat maatschappelijke consensus bestaat dat belastingontduiking onder alle omstandigheden onacceptabel is.
Problematische grensverkenning
Interessanter is daarom de vraag naar de minder grijpbare problematiek van belastingontwijking. De afbakening tussen het plain vanilla-gebruik van gunstige fiscale faciliteiten en hardcore base erosion is lastig. Aan de hand van welk criterium kun je bepalen wanneer een legale gedraging overgaat in niet-acceptabel gedrag? Wie dit probleem in abstracto probeert op te lossen, geraakt meestal op een dwaalspoor van klassieke filosofie en Immanuel Kant. Evenmin als het fenomeen van fraus legis (wetsmisbruik) leent agressieve planning zich niet voor een strakke definitie. Wie agressieve fiscaliteit ter discussie wil stellen, moet zich verre houden van het type bespiegeling dat eindigt met: “We kunnen niks zeggen en als er geen criteria zijn voor misbruik, dan is er blijkbaar ook niets aan de hand.” In de praktijk voelt een fiscalist met meer dan 6 maanden werkervaring feilloos aan waar de schoen wringt.*
Fiscaal patriottisme
Staatsgevaarlijk zou de fluctuating royalty of hybride financieringsstructuur niet willen noemen. Echter, dat tax planning de staatskas in beginsel verzwakt is onvermijdelijk. Het is een kwestie van schaal, maar als iedereen aan base erosion deed, dan had de Staat der Nederlanden zeer zeker een probleem. Eigenlijk zou de regel moeten zijn dat iedereen voor het indienen van de aangifte het Wilhelmus zingt (eerst couplet volstaat) en dus gedwongen wordt om stil te staan bij de maatschappelijke betekenis van de op handen zijnde fiscale daadstelling. “Fiscaal patriottisme” is anders dan fiscale ethiek omdat het eerste specifiek aanknoopt bij burgerschap. Voor het Amerikaanse Starbucks is zo’n benadering niet erg relevant, maar voor als dit ondernemingen die het predicaat “Koninklijk”** mogen dragen of die bestuurd worden door dragers van lintjes, is zij dat natuurlijk wel. Agressieve tax planning ten laste van de Nederlandse grondslag staat duidelijk haaks op de verleende waardigheid.
***
* Maar voor de zekerheid: indicatoren zijn o.a. (i) het gebruik van onuitspreekbare rechtsvormen; (ii) boze bestuurders (die de toegevoegde waarde van 1 uur boardmeetings op buitenlandse vliegvelden niet inzien); en (iii) Engelstalige slidedecks met structuurtekeningen en kreten als “optimization”, “solution”, “tax mitigation” en “minimal substance”.
** Onder hen meerdere AEX-fondsen.
Illustratie door Robert Prummel (via Wikicommons).