Medeplichtigheid aan belastingontwijking Is Nederland een belastingparadijs? Zo ja, maakt het wat uit?

Is Nederland een belastingparadijs? Die vraag heb ik de afgelopen jaren meermaals voorgelegd gekregen – niet zelden door een journalist met vagelijk intimiderende microfoon. Omdat ik een wetenschapper ben en mij dus verantwoordelijk voel voor het verhogen van de kwaliteit van het nationale debat, was mijn antwoord steeds genuanceerd (kwade tongen zeggen: omslachtig) (zie bijv. hier). Hieronder toch nog enkele observaties over de belastingparadijzenthematiek.

Allereerst: het concept van een ‘belastingparadijs’ heeft voor toepassing van het internationaal belastingrecht een specifieke invulling, afkomstig uit de koker van de oeso:

Tax haven in the “classical” sense refers to a country which imposes a low or no tax, and is used by corporations to avoid tax which otherwise would be payable in a high-tax country. According to OECD report, tax havens have the following key characteristics; No or only nominal taxes; Lack of effective exchange of information; Lack of transparency in the operation of the legislative, legal or administrative provisions.

Nederland voldoet duidelijk niet aan deze definitie. Zo hebben wij een vennootschapsbelasting tegen (nog) 25%, die bol staat van antimisbruik maatregelen en formele eisen die een goede naleving van de wet moeten veilig stellen. Bij het laatste denk ik vooral aan de administratieve vereisten waaraan belastingplichtigen moeten voldoen; in combinatie met informatie-uitwisseling met andere landen en bijvoorbeeld het country-by-country reporting dat wij al sinds 2016 kennen, zijn er veel aanknopingspunten voor de fiscus (en zijn evenknieën in andere landen) om geheime structuren aan te pakken. Zoals iemand (ik weet niet meer wie) ooit stelde: er is niets verborgen, dat niet geopenbaard zal worden, althans geopenbaard zou kunnen worden in de context van een MAP procedure.

Geen tax haven, wel een doorstroomland

Maar hiermee is de kous niet af. Organisaties als Oxfam Novib en SOMO (om maar twee belangrijke voorbeelden te geven) zoeken geen aansluiting bij de oeso-definitie, en hanteren bij het fiscaal-rubricieren van landen andere (ruimere) maatstaven. Zij zien in Nederland een zgh. ‘doorstroomland’ dat bijdraagt aan belastingontwijking en daarom bij de traditionele belastingparadijzen als Bermuda of Kaaimaneilanden thuis hoort. Wij zijn bij deze visie niet het juridisch afvoerputje voor de ontwijkingsmiljarden, maar wel de rioolbuis via welke het geld richting de put verdween. Zo bezien is Nederland medeplichtig aan belastingontwijking en (zo stellen de ngo’s) reeds dat is een kwalijke zaak. Over de vraag naar ‘medeplichtigheid aan ontwijking’ zal er niet snel consensus komen. De heersende leer in Belastingland is dat wij een robuust en redelijk coherent fiscaal systeem hebben. Niet onbelangrijk is in dit verband dat de belasting die steeds ontweken wordt buitenlandse belasting betreft. Onze eigen grondslag hebben we in de loop der jaren dichtgetimmerd met een ferm systeem van renteaftrekbeperkingen, regulering van verliezen, conserverende aanslagen en wat dies meer zij. Sterker nog, belastingontwijking via brievenbussen is vanuit het perspectief van de Nederlandse schatkist een positief fenomeen. Al die brievenbusvennootschappen betalen immers elk een beetje belasting. En zoals we weten: alle beetjes helpen. Het standpunt “als wij het niet doen doet iemand anders het wel” is bovendien reëel. We kunnen hier in Nederland wellicht een einde maken aan brievenbussen, maar het enige wat je daarmee bereikt is dat de trustboeren in Luxemburg staan te juichen. Met andere woorden: het fenomeen verplaatst zich. Voor de cynicus zal de enige relevante vraag daarom zijn: Pikken wij het fiscale graantje mee? Of staan we toe dan een ander land er met de brievenbussenindustrie vandoor gaat? Hierover kan verschillend gedacht worden.

Tegenmaatregelen? Zie alvast het regeerakkoord!

In de kern is de keuze waar we in relatie tot de paradijzendiscussie voor staan simpel: willen wij – in de volle wetenschap dat het helemaal niets uitmaakt voor het uiteindelijke resultaat qua tax planning – op morele gronden (of omwille van onze nationale reputatie) een einde maken aan de doorstroompraktijk? Of vinden we dit NIMBY-gedrag (not in my back yard) en zeggen we tegen al die buitenlanden wiens grondslag klaarblijkelijk geërodeerd wordt: “Neem je verantwoordelijkheid en regel zélf je misbruikpreventie.” Het klinkt hard, maar ik ken genoeg mensen (niet alleen fiscalisten) die de gehele doorstroomproblematiek overzien en tot de conclusie zijn gekomen dat ons fiscale stelsel prima is. Het begrip ‘belastingparadijs’ doet hen niet zoveel. Er zijn natuurlijk ook mensen die vinden dat Nederland wél een bepaalde verantwoordelijkheid heeft en zich om deze reden niet moet gedragen als een tax haven of een tax haven-enabler. Voor hen is de vraag naar vaktechniek relevant; wat moet er gebeuren zodat Nederland geen belastingparadijs meer is? Naast transparantie, informatie-uitwisseling en het samenwerken met buitenlandse belastingdiensten, ligt de nadruk al snel op de omgang met de geldstromen die via de brievenbussen door ons land vloeien: dividenden, royalties en interest. In het regeerakkoord zit in dit verband een interessant voorstel, te weten het invoeren van een bronheffing op royalties en interest (en het in stand laten van de belasting op dividenden) in het geval de ontvanger gevestigd is op een laag belaste jurisdictie ( = belastingparadijs). Vanzelfsprekend is de small print cruciaal voor de effectiviteit van dit soort maatregelen. Evengoed lijkt dit plan (dat hopeloos is ondergesneeuwd door de discussie over de dividendbelasting) een stap voorwaarts.

***

Foto door Orin Zebest via Flickr.com – Creative Commons licentie.

About Anna Gunn

Fiscaliste met de specialisaties EU-belastingrecht en fiscale exotica. Geruime praktijkervaring met fiscale staatssteun.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *