Zit het u ook zo dwars? De conditionele exitheffing van GroenLinks? Heeft u aandachtig/angstig het plan bestudeerd? Zich afvragend wat een internationaal erkend recht op “de hoogste aanspraak op de heffing van dividendbelasting” zou moeten inhouden? Heeft u de vakliteratuur bekeken (haast zonder uitzondering negatief)? Of misschien heeft u een verontwaardigd stukje geschreven op LinkedIn? Of een dergelijk stuk voorzien van een assertieve ‘like’?
Hier in het regionale hoofdkantoor van Artikel104.nl zijn we er maar druk mee. Al sinds 10 juli 2020, toen het voorstel gepubliceerd werd, knaagt de conditionele exitheffing op dividend. Anders dan de meeste vakgenoten, kan deze redactie het plan niet naar eer en geweten afdoen als een bizarre brainfart van de groenen, ter lering ende vermaak in komkommertijd. Daarvoor is het voorstel te belangrijk. Dit zal ik hierna toelichten.
Paradox
Een blind paard kon – laten we hiermee beginnen – van meet af aan zien dat het voorstel in de huidige vorm op meerdere punten tekort schiet en dus de eindstreep niet kan halen c.q. geen stand zou houden voor de rechter. Einde oefening, zou je denken. Evengoed heeft het plan voor veel reuring gezorgd, óók binnen de belastingsector. Dit werpt de volgende vraag op: hoe kan het dat een betrekkelijk summier verhaal, dat rammelt als een slecht onderhouden bakfiets, en waar de Tweede Kamer zich vooralsnog niet over zal buigen, een serieuze bedreiging is gaan vormen voor het Nederlandse vestigingsklimaat? De exitheffing is in korte tijd een internationale boardroom issue geworden en dat is geen geringe prestatie. Tijdens de wekelijks Zoom-call vragen CFO’s zich af wat er toch gaande is in Nederland: “Is het de Corona? Of de stand van de maan? Misschien moeten we maar even wachten met die investering.” Ondertussen fluisteren buitenlandse belastingadviseurs (met name Britten) verleidelijk: “Kom naar Londen… Na de Brexit zijn we een belastingparadijs, maar wel één met een rijk cultureel leven voor uw medewerkers, en grote hoeveelheden staatssteun.” Nederlandse belastingadviseurs waarschuwen hier terecht voor, maar worden in het publieke debat gewantrouwd (“dubbele petten en dito tongen”) en dus genegeerd.
Self-fulfilling prophecy
Het (voorlopige) publieke succes van de exitheffing heeft alles te maken met de bestaande negatieve sentimenten rondom belastingontwijking en multinationals. Het gaat tegenwoordig immers zonder zeggen dat alles wat aan de AEX genoteerd is niet deugt, niet? Deze exitheffing zit in dezelfde categorie als de recente hervorming van het rulingbeleid en de vele antimisbruik-maatregelen die zijn genomen onder de paraplu van BEPS, de ATADs, DAC6, de MLI, etc. Het aanpakken van multinationals is en blijft hot. Voorts is het goed om te beseffen dat een groot deel van de achterban van GroenLinks, en haar fellow travellers (e.g. andere (linkse) partijen, opiniemakers, ngo’s) bestaat uit fiscale ‘outsiders’: ze leven niet in dezelfde bubbel als de belastingexperts, die meestal wat rechtser zijn. Waar specialisten vooral problemen zien – strijdigheden met het EU en internationaal recht, een onduidelijke rechtsgrondslag, onbegrensde materiële terugwerkende kracht – zien voorstanders een vernieuwende, slimme zet in de strijd om de fair share. Wat dit laatste betreft is sprake van een behoorlijke kloof: de reacties vanuit de belastingsector grenzen aan het hysterische. Op korte termijn verscheen een ongekende hoeveelheid vakliteratuur en opiniestukken (ook van ondergetekende, een column in het Weekblad). In de gewone media – kranten, radio – spraken bekende fiscalisten en belastingwetenschappers zich in steeds sterkere bewoordingen uit tegen het plan. Het voorlopige hoogtepunt was het optreden van prof. Bellingwout ter gelegenheid van een hoorzitting in de Tweede Kamer, waar hij wist te melden dat Nederland “ethisch en moreel [dreigt] af te glijden naar het niveau van een bananenrepubliek indien wij ons verdienmodel baseren op het gijzelen van grote multinationals”. Take that, Bart Snels!
Ondertussen deed op LinkedIn een oproep de ronde gericht aan de “activisten vermomd als hoogleraar”, die naar verondersteld werd GroenLinks hadden geholpen. Zij moesten “de eer aan zichzelf houden” en zich publiekelijk melden voor (neem ik aan) een mooie bos bloemen als erkenning van hun nuttige bijdrage aan de kwaliteit van het publieke debat en daarmee de Nederlandse democratie.
En GroenLinks? Die moet zich kapot hebben gelachen. Het agenderen van belastingontwijking was nog nooit zo makkelijk. Van een onbetrouwbare bron hoorde ik dat de initiatiefnemer van de wet laatst met wapperende armen over het Plein rende en blakend van geluk riep: “IK ben de vlinder die met een slag van de vleugels een orkaan veroorzaakte!” Even verderop zat een groepje zure belastingadviseurs, die vol ongeloof zagen hoe een oppositiepartij met 14 zetels de Financial Times gehaald had, zich niet realiserend dat zij in hoge mate debet zijn aan de ontstane situatie. Al die verontwaardigde reacties tegen het voorstel hebben zoals ik het zie averechts gewerkt: een voorstel dat de NOB zo op de kast krijgt moet haast wel goed zijn. Dat Unilever op gegeven moment aangaf dat ze inderdaad in Nederland zou blijven, mocht de exitheffing worden ingevoerd, vormde een duidelijk signaal dat het voorstel het beoogde effect zou hebben (het werkt). Berichtgeving over een vermeend “groot politiek draagvlak” voor het plan heeft de indruk gewekt dat de exitheffing bovendien politiek haalbaar is (het kan).
Op de vooravond van de revolutie
Dit is niet de eerste keer dat GroenLinks met een uitgewerkt fiscaal voorstel kwam. In 2019 is een met de exitheffing vergelijkbare plan voor de beperking van de liquidatieverliesregeling (de zgh. ‘Shell-wet’) als kabinetsbeleid aangenomen. Toen ik dat eerdere voorstel voor het eerst zag, dacht ik – ik bedoel dit niet gemeen – dat het ging om een meesterlijke ludieke actie. Deze inschatting bleek onjuist; het voorstel was wel degelijk serieus bedoeld, net als het voorstel voor de Unilevertaks. Vanaf een afstandje, zie ik een combinatie van twee factoren: (a) een technisch slecht en juridisch onhaalbaar voorstel, gericht op één geval, met een absurd hoog belastingbedrag (EUR 11 miljard volgens de cijfers van Unilever) en met een Alice in Wonderland-achtige doelstelling (zorgen dat bedrijven niet weggaan door ze hoger te belasten), en (b) een totale (over)reactie vanuit de sector. Dit doet mij sterk denken aan een politieke provocatie; met opzet een bepaalde reactie uitlokken van politiek-maatschappelijke tegenstanders om een punt te maken. In Nederland zijn provocaties vooral bekend door de actiegroep Provo, in de jaren 1960, die nu in de (nogal burgerlijke) canon van Nederland staat. Kenmerkend voor dergelijke provocaties zijn speelse acties die op de sympathie van omstanders kunnen rekenen. Toen Koosje Koster in 1966 krenten uitdeelde op het Spui in Amsterdam als protest tegen de Nederlandse ‘krenterigheid’ en werd opgepakt met onnodig veel machtsvertoon, was het niet de activiste die in de Tweede Kamer op kritiek kon rekenen maar de hoofdcommissaris. Die moest uiteindelijk zelfs vertrekken. Op de drempel van 1968, liep Provo vooruit op de maatschappelijke ontwikkelingen.
The times they are a-changin’
Voor alle duidelijkheid, mijn vergelijking tussen de krenten van Koosje en de conditionele eindafrekening ruim een halve eeuw later, is niet bedoeld als een soort retorische constructie om het voorstel te b-/trashen. Integendeel. Het maatschappelijk ongemak over belastingontwijking speelt nu meerdere jaren en groeit nog steeds. Dat is met name zorgwekkend omdat er de afgelopen jaren al flink wat antimisbruik-maatregelen genomen zijn. De rust is echter ver te zoeken. Met deze provocatie laat GroenLinks zien dat er wel degelijk ruimte is voor nieuwe, onverwachte benaderingen en maatregelen in de strijd tegen belastingontwijking. Door buiten de gebaande paden te treden en de fiscale communis opinio aan de laars te lappen, zegt Bart Snels in wezen: “We hebben genoeg van de belastinglobby. Wij gaan zelf een oplossing bedenken.” Dit is een vorm van intellectuele emancipatie. De verbeelding komt weer aan de macht. Van de gele hesjes tot Extinction Rebellion (XR) en Black Lives Matter (BLM), naar de boeren op het Malieveld en de demonstraties tegen de coronamaatregelen: de actiebereidheid van links naar rechts is momenteel groot. Zelfs zonder het debat over de verdeling van het COVID-leed vindt de publieke discussie over multinationals niet plaats in een moreel vacuüm. Als een politieke provocatie aanslaat, leert de geschiedenis dat de provocateurs een zere plek geraakt hebben. Repressie is dan geen oplossing. Duizend boze brieven in het FD zullen het maatschappelijke ongemak niet wegnemen. Een open gesprek met bereidwilligheid tot verandering misschien wel (een beetje).
Open en toonbaar
Om het draagvlak voor (en daarmee de stabiliteit van) de VPB te herstellen, zullen er op korte termijn additionele maatregelen moeten komen. Deze maatregelen zullen verder moeten gaan dan de hervormingen van de afgelopen jaren. Het is belangrijk om te benadrukken dat het hierbij niet per se om wetswijzigingen of aanpassingen van internationale regels hoeft te gaan. Laten we eerst de (afgesproken) wijzigingen invoeren en deze dan goed (dat wil zeggen: streng) toepassen en handhaven. Meer-meer-meer regels op korte termijn is niet per se de juiste oplossing; dit vanwege overkill, onuitvoerbaarheid voor de fiscus en allerlei praktische bezwaren voor de belastingplichtigen. Het hervormen van de belastingheffing op multinationals heeft tijd nodig. Dat het politieke momentum nu gunstig is voor hervormingen, maakt dit niet anders. Op internationaal vlak (ik denk nu aan Pillar 1 en 2) moet voor leken duidelijk zijn dat het Nederlandse beleid om dingen ‘in internationaal verband’ te willen doen, niet bedoeld is als zand-in-de-machine om hervormingen tegen te gaan. Overigens moet dit laatste dan wel feitelijke juist zijn: in het verleden heeft Nederland bijvoorbeeld behoorlijk tegengestribbeld bij de Europese Code of Conduct-groep. Meer openheid – zowel van de overheid als van multinationals – is een probaat en noodzakelijk middel om vertrouwen te herstellen.
Hier moet wel iets tegenover staan. De belastingrechtelijke perestroika heeft alleen kans van slagen als politici en de media bereid zijn om eerlijk te luisteren naar specialisten en de bedrijven zelf, en niet op voorhand uit te gaan van de kwade bedoelingen van critici. De belastingsector kan en moet de hand uitsteken; het is aan anderen om deze handreiking aan te grijpen. Dit gaat alleen gebeuren als de belastingsector het vertrouwen van het publiek kan herwinnen. In 1968 zou iemand erop gewezen hebben dat ‘fiscalist’ slechts twee letters verwijderd is van ‘fascist’. Anno 2020 zeg ik liever: het is tijd om de reputatie van de sector in ere te herstellen. De provocatie van GroenLinks gaat veel verder dan alleen de conditionele heffing. We moeten dit uitermate serieus nemen. Het is tijd voor aksie!
***
Op de foto: het Wittefietsenplan (1965) is een van de meeste bekende acties van Provo. Om de “asfaltterreur van de gemotoriseerde bourgeoisie” tegen te gaan, werden op meerdere plaatsen in Amsterdam witte fietsen neergezet die iedereen mocht lenen. Een verre voorloper van de OV fiets.
***