Alweer twee jaar geleden schreef ik een verhaal voor de Van Amersfoort-bundel (‘Springende punten‘; onder redactie van Rens Pieterse en Ronald van Scharrenburg). Het was een column, over de communicatie tussen (rechtse) fiscalisten en (linkse) actievoerders en wat er gebeurt als de twee werelden botsen.
Het verhaal was losjes gebaseerd op een conferentie van het Tax Justice Netwerk in juli 2017 te Londen, en een echte picknick met de echte Starbucks-actievoerders een paar dagen later. Op zoek naar een verhaal, had ik ze speciaal opgezocht. Dit waren immers de mensen van het iconische spandoek. In wezen was de actie een vervolg op mijn “infiltratie’ (dat klinkt spannender dan het was) op een Tax Free Tour van ActionAid in Amsterdam ergens in 2015. Mijn Britse activisten waren heel aardig. Er was eten (vooral veel humus) en bier. Ze waren met stomheid geslagen toen ik vertelde hoeveel impact die Starbucks-demonstratie had gehad in het Nederlandse belastingdebat: “Jazeker, Starbucks passeert nog vaak de revue. Het is hét standaard voorbeeld geworden van maatschappelijke woede over belastingontwijking. Adviseurs waarschuwen nog steeds tegen het Starbucks-effect: Je wilt toch niet dat er demonstranten voor de deur staan?”
Prozaïsch
Maar zoals al uit het verhaal blijkt, was het gesprek verder niet echt een succes. Woedende demonstranten, waar ik smeuïge verhalen over had kunnen vertellen (doet het altijd goed op borrels) waren er niet. Dat was een tegenvaller. De onderstaande passage heeft de eindstreep niet gehaald, waarom weet ik niet meer. Zij dekt namelijk wel de lading:
“Het Starbucks-avontuur was uitgelopen op een mislukking. Het enige wat ik had vastgesteld was dat de revolutie tegenwoordig 1,7 kinderen heeft en een hypotheek. Hele normale mensen dus, ik had het moeten weten. Voor Starbucks staan met een spandoek is geen voltijdsbaan. Het is iets wat je doet als je bezorgd bent; over de bezuinigingen en over bedrijven die in absolute zin te weinig bijdragen om basale sociale voorzieningen op de rit te houden na lange jaren van Austerity.
Ik liep even verder en dacht: ‘Als ik hen was, dan stond ik er waarschijnlijk ook.’ Niemand – niet de overheid, de media, de belastingsector of het bedrijfsleven – had aan deze redelijke en kritische burgers kunnen uitleggen waarom het een goed idee was om ‘the most competitave tax system in de G20’ te willen worden. Fiscalisten klagen soms dat gewone mensen het belastingrecht niet snappen en ze hebben een punt. De vraag is alleen wel: aan wie ligt dat nou? Het is tijd voor een beter publiekdebat, met meer nuances en een respectvolle benadering van de burgers met de Starbucks-borden. “
Ik heb me nog nooit zo opgelaten gevoeld.
***