Een tijdje terug gaf ik een duo-interview aan het Weekblad fiscaal recht over onderwerp ‘dubbele petten in de belastingwetenschap’ (samen met Hans van den Hurk). Dit is een thema waar ik vaker over geschreven heb op Artikel104.nl. Mijn standpunt in een notendop: de betrokkenheid van praktijkfiscalisten bij de belastingwetenschap is goed (en moet zeker blijven) maar er moet wel voldoende (inhoudelijke) diversiteit zijn om tunnelvisie te vermijden. Dit laatste is nu niet altijd het geval.
Ik vind het terecht dat het fenomeen van de dubbele pet openlijk bediscussieerd wordt in belastingland. De oratie van Jan Vleggeert (nu ook in het Engels verkrijgbaar) en een rapport door GroenLinks hebben daaraan bijgedragen. Het niveau van de bredere discussie is echter niet al te best: aan alle kanten is veel boosheid, meestal op de automatische piloot.
Een 100% petvrije universiteit is niet wenselijk. Meer (inhoudelijke) diversiteit wel.
Dit stuk is het eerste deel van een Drieluik met een kritische blik op de dubbele petten-discussie. Binnenkort verschijnen er nog twee blogs: één met inhoudelijke kritiek op het pro-dubbele petten standpunt, en één met voorstellen over hoe het wel moet. Het onderstaande is best kritisch maar dit zijn wel punten waar de abolitionisten een antwoord op moeten hebben.
In welke zin zijn dubbele petten een probleem?
Als ik zeg dat dubbele petten een probleem zijn, dan doel ik op twee zaken:
- Risico van tunnelvisie – Ten eerste, het gevaar van tunnelvisie binnen de sector. Mijn vrees is dat een oververtegenwoordiging van commerciële dubbele petten nadelig is voor het evenwichtige fiscale onderwijs en onderzoek. Meer specifiek vrees ik dat bepaalde (maar zeker niet alle) thema’s onbesproken (zouden kunnen) blijven omdat ze niet passen bij de belangen van de praktijk. Deze angst is het product van mijn eigen ervaring met fiscale staatssteun, opgedaan bij de staatssteungroep van een groot kantoor. Staatssteun was heel lang een fiscaal taboe. Let wel: het gaat om mijn persoonlijke indruk – daar ben ik altijd heel duidelijk in geweest – dus dit is geen sluitend bewijs voor de algemene stelling dat “staatssteunrisico’s zijn weggemoffeld”, laat staan dat “dubbele petten onder alle omstandigheden voor problemen zorgen”.
- Negatief publiek sentiment – Ten tweede, het feit dat fiscale dubbele petten in de ogen van velen verdacht zijn. Dit laatste is geen mening meer, maar een feitelijke observatie. Dubbele petten ondermijnen het vertrouwen in de belastingwetenschap. Maar is hier sprake van een self-fulfilling prophecy? Met andere woorden: maakt al dat gepraat over petten de boel erger? Zou het beter zijn om het gewoon niet over petten te hebben? Wachten tot het overwaait? Hier zit wel wat in, maar ik vrees dat de geest inmiddels uit de fles is. Het publieke wantrouwen vraagt om een serieuze behandeling én een concrete oplossing. Het is belangrijk dat de (met belastinggeld betaalde) wetenschap vertrouwd wordt.
Op dit moment heeft het debat over dubbele petten zoals gezegd een bedroevend laag niveau (en nu doel ik vooral op de kritiekloze voorstanders van dubbele petten). Met het duo-interview hebben we geprobeerd om wat meer nuances in de mix te gooien. Of dit gelukt is? Laat ik het zo zeggen, ik heb nagenoeg geen reacties gehad. En dat wijst toch op een afgewogen verhaal.
Magere motivering
Aan beide kanten van het debat laten de argumenten te wensen over. Voorstanders komen niet veel verder dan “De band met de praktijk heeft meerwaarde voor studenten.” En: “Iedereen is professioneel genoeg om de eigen integriteit te bewaken.” Of nog erger: “Ethiek zit vanbinnen!” Tegenstanders hebben als kernargument: “We hebben geturfd en er zijn verhoudingsgewijs veel dubbele petten.” Of anders zeggen ze: “Er is anekdotisch bewijs dat commerciële belangenverstrengelingen negatieve gevolgen hebben voor onderzoek.” Ik kan de discussie uittekenen. Dat is toch tragisch? Ik bedoel – om met Pieter Omtzigt te spreken – “Come on….”
Voor de duidelijkheid, er is wel onderzoek gedaan naar petten en belangenverstrengeling, o.a. in de Verenigde Staten. Maar dit onderzoek is (nog) niet ingedaald in de Nederlandse fiscale pettendiscussie. Hier ligt een kans om de discussie naar een hoger plan te tillen.
Petvrije universiteit?
Er gaan stemmen op voor een 100%-petvrije universiteit, waarbij het dan meestal alleen gaat om de hoogleraren (zie hierna voor mijn bedenkingen op dit punt). Een vredig paradijs waar het belastingrecht vrij onverveerd en in het algemene belang bedreven kan worden, de zoektocht naar waarheid, een bolwerk van het vrije woord, etc. Met alleen maar fulltime professoren die – ik vul het even in – hun eigen bammetjes meenemen en om vijf uur op de fiets naar huis gaan, met achterop zo’n leren tas vol handgeschreven essays. Zoiets heeft een bepaalde charme.
Helaas spelen er bij de 100%-petvrije universiteit enkele problemen. Laten we zeggen dat er voldoende geschikte fiscalisten zijn die graag bij de universiteit willen werken. Op zich lijkt mij dit niet onmogelijk. Wel rijzen er meteen allerlei vragen, niet in de laatste plaats op het vlak van de diversiteit. Meer fulltimers = minder mensen in dienst. Zo simpel is het. Dit heeft te maken met de beperkte funding van wetenschappelijk personeel. Er is geen enkele reden om te denken dat de financiering op de universiteiten de komende jaren ruimer gaat worden (eerder het tegendeel). Het rekenwerk is dan eenvoudig: een fulltime hoogleraar of drie deeltijders (met aanstellingen tussen de 0,2 en 0,4 fte)? Wat is beter voor de diversiteit?
Diversity en de stoelendans
Vanzelfsprekend zijn er oplossingen te bedenken waarbij vakgroepen met een kleine fulltime bezetting wel de broodnodige afwisseling kunnen bieden (m.n. relevant bij onderwijsactiviteiten). Deze medewerkers kunnen immers bij meerdere universiteiten vakken geven, en dus in deze zin rouleren. Maar dan nog zijn er in absolute zin minder wetenschappers. En dit is niet per se bevorderlijk voor de doorstroom van vrouwen en minderheden. Als er funding is voor slechts vier fiscale leerstoelen, wordt de ‘race to the top’ toch ingewikkelder dan wanneer er 20 leerstoelen zijn, van verschillende groottes. Dit volgt rechtstreeks uit het stoelendansbeginsel. Stel, de Nederlandse vakgroepen belastingrecht stappen morgen over op enkelpetters. Aan elke vakgroep is plaats voor vier hooggeleerden. Hoe groot is de kans dat twee van deze felbegeerde stoelen voor vrouwen of minderheden zijn? Zeg het maar, wie van de zittende prof’s moeten hun toga inleveren? Wie is het belangrijkst? Wie lijkt het meest op het beeld dat mensen hebben van een ‘topwetenschapper’? Wie is extern toonaangevend? En wie vindt zichzelf het belangrijkst? De vragen stellen is ze beantwoorden.
Hooglerarenobsessie
Een andere vraag. Moet de dubbele petten-discussie alleen gaan over hoogleraren? Of ook over andere wetenschappers? Mijn sterke voorkeur gaat uit naar het tweede. We moeten nadenken over onafhankelijkheid, diversiteit en het voorkomen van tunnelvisie over de hele linie: van promovendus tot prof. Sterker, als deze discussie alleen gaat over hoogleraren dan kunnen we wat mij betreft ophouden. In Nederland zijn er – hier een slag om de arm, ik heb ze niet allemaal geteld – maximaal 70 hoogleraren belastingrecht. Laten we zeggen dat 70% van hen een dubbele pet heeft. We praten dan over de carrières van hoogstens vijftig (!) individuele fiscalisten. Daar doe ik het niet voor.
Symboolpolitiek
Wie alleen kijkt naar de hoogleraren maakt zich schuldig aan symboolpolitiek. Wie de focus vervolgens verdedigt met “het zijn toch de boegbeelden”, geeft dit laatste met zoveel woorden toe. Dit debat zou moeten gaan over de wetenschap als geheel. Laten we beginnen met vragen als: Wat is het doel van belastingwetenschap? Waartoe zijn belastingwetenschappers op aarde? Welke bijdrage moeten ze leveren aan de maatschappij? Welke rol speelt ‘onafhankelijkheid’ in dat verband? Pas daarna kunnen we nadenken over de vraag: Hoe ziet de onafhankelijke belastingwetenschap eruit? Dit zou een inspirerende vraag moeten zijn, waar ook niet-fiscalisten (burgers, opiniemakers) iets van kunnen vinden. Een kans om de belastingwetenschap te herijken (mocht dat nodig zijn) – meer veel meer diversiteit.
Kijk ook naar de voordelen
Voorts moeten de voordelen van dubbele petten (bijv. de betrokkenheid van de fiscale adviespraktijk bij onderwijs en onderzoek) benoemd worden. Die zijn er namelijk wel, en als we ons blindstaren op de nadelen is het evenwicht duidelijk zoek. Dat anderen – ngo’s, politieke partijen, de media – de pettendiscussie graag reduceren tot een zwart/wit verhaal, mag geen reden zijn om de grijstinten te vergeten. In Deel 3 van dit Drieluik ga ik hier verder op in.
Afbeelding door Judith via Flickr.com onder Creative Commons licentie.