Op 3 april 2016 verschenen de zogeheten Panama Papers. Het betreft stukken afkomstig van een Panamees advieskantoor die laten zien hoe een groot aantal rijke en machtige mensen – zeg maar de 1% – gebruik maakt van belastingparadijzen. We zijn alweer twee weken verder en de publieke verontwaardiging is nog steeds enorm.
Allereerst, de Panama Papers komen voor mensen in fiscale kringen niet als een verrassing. We (ik bedoel: fiscalisten) praten al zeker een jaar of vijf intensief over agressieve tax planning en BEPS, over de publieke opinie en over de rol van de media. Na LuxLeaks vielen nieuwe lekken te verwachten. Sterker nog, een NederLeaks c.q. Dutch Papers is wat mij betreft onvermijdelijk gelet op de omvang van onze advies- en trustsector. De enige vraag is eigenlijk welk kantoor de ongelukkige zal zijn. Het staat buiten kijf dat het ICIJ met de Panama Papers een indrukwekkend en waardevol project heeft afgeleverd: onderzoeksjournalistiek van hoge kwaliteit. Het project werpt uiteraard wel een aantal vragen op. Zo zijn de onderliggende stukken van de Panama Papers niet gepubliceerd. Anders dan bij LuxLeaks kunnen derden de verhalen in de krant dus niet verifiëren. Ik krijg hier een ongemakkelijk gevoel van, niet in de laatste plaats omdat het deels gaat om technische kwesties. Het zou me niets verbazen als sommige gevallen uiteindelijk genuanceerder liggen dan ze nu gepresenteerd worden.
“Namen en shamen” en het Noors model
De Panama Papers werpen ook vragen op over “namen en shamen”. Het journalistieke verhaal ontleent zijn kracht vooral aan de concrete voorbeelden die herkenbaar zijn voor ‘gewone’ mensen. Hoewel de namen en rugnummers een evident publiek belang dienen, moeten we niet vergeten dat sprake is van een behoorlijke schending van de privacy van de betrokken belastingplichtigen. Dat kun je erg vinden of niet (veel medelijden met iemand als David Cameron zult u bij mij niet aantreffen), maar er gaan hoe dan ook steeds meer stemmen op voor openheid over de fiscale positie van individuele bedrijven (country by country reporting) en individuen (publicatie belastingaangiften of -aanslagen). “Dan kunnen we de belastingheffing ten minste controleren,” denkt de samenleving. Openheid in dit kader is echter zeer controversieel, althans zou dat moeten zijn. Financiële privacy staat bij de gemiddelde Nederlander hoog in het vaandel. Men is (niet geheel ten onrechte) bang dat de buren meekoekeloeren en op de verjaardag gaan zitten roddelen.
In Noorwegen ziet men dit anders. Daar zijn de belastinggegevens van iedereen voor iedereen raadpleegbaar via internet. Je kunt als Noor dus precies nagaan hoeveel belasting de burgemeester of de dominee betaalt. Het Noors model heeft zeker voordelen, bijvoorbeeld dat het makkelijker wordt om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te bestrijden (werknemers kunnen exact zien hoeveel hun collega’s verdienen en vragen waar nodig om loonsverhoging). De fiscale bijdrage van individuen wordt beter inzichtelijk. In theorie zou dit een preventieve werking kunnen hebben op belastingontwijking. Dit laatste veronderstelt wel dat mogelijke ontwijkers de publieke opinie vrezen, wat niet altijd het geval zal zijn (in de praktijk zal de adviessector bovendien op zoek gaan naar manieren om inkomen en vermogen alsnog buiten de reikwijdte van publicatie te houden).
Mijn eigen fiscale positie (een gênante illustratie van de problematiek omtrent privacy)
Of het Noorse model voor Nederland geschikt is, weet ik niet. Zelfs met alle voordelen voelt het als een paardenmiddel die veel mensen niet zullen lusten. Volledigheidshalve, ten aanzien van haar eigen gegevens heeft ondergetekende ongeveer evenveel gêne als een Duitser op een naaktstrand. Ik heb niets te verbergen. Sinds het verlaten van de adviespraktijk medio 2015 is mijn eigen cash flow praktisch non-existent (want: freelancer en buitenpromovendus) en kruipt mijn vermogen slechts nog met de grootst mogelijke moeite Box 3 binnen (de kat wordt van een spaarrekening gevoed). Ik woon in een huis van zo’n twee ton, geen kinderen, geen aandelenbezit en helaas wel wat ziektekosten (maar die vallen onder het medisch geheim en blijven dus tussen mij, een klein leger aan hulpverleners en de plaatselijke inspecteur). Kortom, naar fiscalistenbegrippen hang ik aan de bedelstaf. Ook zonder belastingparadijs is mijn bijdrage aan de schatkist dit jaar helaas beperkt. Mocht er dus een Nederlands database met belastingbedragen komen, dan wil ik wel dat dit hele verhaal inzichtelijk is. Zonder nadere toelichting staat er namelijk: “mw. A.F. Gunn, belastbaar inkomen: nagenoeg niks; bijdrage aan de Nederlandse samenleving: dientengevolge nihil”. Zal men zich niet een klein beetje afvragen hoe zoiets kan? Een fiscaal-staatssteunexpert die in tijden van Starbucks op de armoedegrens balanceert? (Beetje overdreven? – red.) Weten we zeker dat er geen geheime Kaaimanrekeningen in het spel zijn? Cijfers geven niet altijd het hele verhaal. (Al laat ik de laatste vraag bij wijze van mysterieuze cliffhanger onbeantwoord…)
Beste lezer, wat ik mij ook afvraag: Zou u bereid zijn dit soort informatie op internet te delen? Ook niet als we daarmee ontwijking kunnen tegengaan? Of vind u mijn ontboezeming vooral een beetje ongemakkelijk? (Ik namelijk wel, maar zij laat wel de dilemma’s van publicatie van privégegevens zien.) Alles overziend vind ik dat de nadruk in de Panama Papers-discussie moet liggen op: (a) het aanpassen van wetten zodat het belastingrecht daadwerkelijk overeenkomt met hetgeen de Nederlandse samenleving rechtvaardig acht, en op (b) een stevige handhaving van deze wetten door de fiscus. Het is heel gezond om belastingplichtigen (en hun adviseurs, zie onder) aan te spreken op morele aspecten. “Namen en shamen” moet echter geen structureel element worden van ons fiscaal bestel. Hoewel ik een warm voorstander ben van het doorbreken van het inkomenstaboe, ligt mijn prioriteit momenteel niet bij het navolgen van de Noren.
Fiscalisten spelen geen neutrale rol bij belastingontwijking
Voor de fiscale sector hebben de Panama Papers gevolgen. Het adviseren van fiscale optimalisatie/belastingontwijking is al jaren lang een belangrijk aspect van het fiscale landschap. De gangbare benadering was altijd: de wet is leidend. Over de maatschappelijke houdbaarheid van structuren is nauwelijks nagedacht, want ethiek was voor veel vakbroeders (m/v) hoogstens een irritant gezoem van collega’s die het, bij gebrek aan hyena-instinct, toch nooit tot partner zouden schoppen. Maar de tijden veranderen. Terecht, want de fiscalist is geen “neutrale” factor waar het gaat om belastingontwijking (iets wat ‘gewone mensen’ overigens altijd al wisten). Fiscale structuren, ook de agressieve, worden door fiscalisten bedacht en begeleid. Zonder advieskantoren geen Panama Papers. Ooit hoorde ik iemand zeggen dat planning niet aan de adviseurs mag worden toegerekend omdat de onderliggende loopholes er altijd al waren. Erg overtuigend vind ik zo’n benadering niet. Ter vergelijking: al zit het standbeeld van meet af aan verstopt in het grote blok marmer, er is toch echt een Michelangelo nodig om het eruit te hakken. Geen mens die in dat geval het belang van de kunstenaar ontkent.
De rol van de commerciële fiscaliteit bij het lek prikken van het internationaal belastingsysteem is niet te overschatten. Maar er speelt ook een ander mechanisme, te weten het ‘normaliserend effect’ van belastingadviseurs. Als de betrouwbare witte man een slidedeck vol met “tax solutions” komt presenteren, in een donker blauw pak van Oger en keurige monkstrapjes van Church (dat zijn schoenen – red.), dan zeg je als klant niet meteen: “Oei, hier komt iemand met een belastingontwijkingsconstructie.” Hoe moet een fiscale leek, ik denk bijvoorbeeld aan een voetballer of een industrieel ondernemer, weten dat het gebruik van een belastingparadijs soms helemaal niet zo “normaal” is? De kans op ontwijking neemt hierdoor toe.
Hand in eigen boezem?
Stel dat de fiscale sector binnenkort zelf volop onder vuur komt te liggen. Welke reactie kunnen we dan verwachten van de vakbroeders (m/v)? Als het aan mij lag, luidde het antwoord op deze vraag als volgt:
“De fiscaliteit speelt een zeer belangrijke rol in het huidige maatschappelijke debat. Het is de dure plicht van fiscalisten om te zorgen dat het debat op een afgewogen en verstandige wijze gevoerd wordt, zonder dat het momentum vervliegt en het probleem van belastingontwijking wederom onopgelost blijft. Nuance is essentieel. Fiscalisten kunnen duiding geven en context schetsen, en – waar nodig – tegengas bieden aan de waan van de dag (ik denk aan de gratuite omgang met privacy). Naast dit alles zouden fiscalisten veel meer moeten reflecteren op hun eigen positie en rol bij het fenomeen van belastingontwijking. Ook bij de belastingadvieskantoren moet een mentaliteitsverandering komen waaraan men gevolgen durft te verbinden. O, en het goede nieuws is dat de SOB opleiding van junior adviseurs vanaf 2017 een verplichte tweedaagse cursus organiseert op Slot Zeist. Ik heb begrepen dat Gribnau en Happé allebei hebben toegezegd.”
Tot zover wat ik graag zou willen horen.
Wat ik echter verwacht is een oorverdovende stilte met soms een gepolijste interventie van één van ‘s-lands welbespraakte woordvoerders. Al jaren is het adagium: “Wie geschoren wordt moet stil zitten”. Lafjes? Wel een beetje, ja. Maar laten we eerlijk zijn: dit is in veel opzichten een beproefde strategie, kijk naar de bankiers. (Stil zitten schijnt ook te werken tegen grizzly-beren, maar dat terzijde.) Op gegeven moment zal de focus terugkeren naar Geert Wilders en de Syrische vluchtelingen, en zijn de Panama Papers ancient history. Wordt het dan weer business as usual voor de belastingadviseurs? Maatschappelijk bezien is dit geen wenselijke uitkomst, maar ik vrees het ergste. Misschien ben ik te cynisch. Feit blijft dat fiscalisten nu voor een keuze staan: Deel van de oplossing of deel van het probleem? Mijn voorkeur moge duidelijk zijn.
***
Foto door Maia C. via Flickr.com (Creative Commons, licentie).