Onlangs verscheen een nieuw boek van Rutger Bregman: Morele ambitie (De Correspondent, 2024). Nu voeren wij in fiscale kringen al jaren een stroperig debat over fiscale ethiek. De consensus over de brede maatschappelijke rol van met name de belastingadviessector is echter nog lang niet in zicht. Aanwijzingen van de auteur van onder meer De meeste mensen deugen (2019) zijn dus belangwekkend.
Morele ambitie bevat een appèl aan iedereen (maar met name Young Professionals op de Zuidas) om te ‘stoppen met het verspillen van je talent en werk te maken van je idealen’. Weg uit het kantoor en op naar een (idealiter zelf opgerichte) NGO. Wat die NGO vervolgens moet doen is relatief vormvrij, al geeft Bregman wel wat aanknopingspunten. Het op te lossen probleem moet voldoen de ‘drie O’s’ – omvangrijk, onderbelicht en oplosbaar – en passen binnen het kader van de ‘zeven principes’ (o.a. radicale compassie en levenslust (‘we worden niet gedreven door schuldgevoelens, maar door enthousiasme’)). Op zijn eigen manier spreekt Bregman vloeiend McKinseyaans.
Benadrukt moet worden dat morele ambitie vooral gróóts moet zijn. Die fietstocht naar de Alpe d’Huez voor het kankerfonds? Of de New York marathon voor Cliniclowns? Valt er, bij gebrek aan ambitie, niet onder. Miljoenen malarianetten regelen voor Afrika, doet dat wel. De Bregmansiaanse ethiek stelt hoge eisen aan morele ambitie. En dat betekent dat slechts een zeer select groepje zich ‘moreel ambitieus’ mag noemen. Het gaat vooral om impact en ook goede activiteiten geldt: size matters.
Iemand moet de revolutie funden
Fiscalisten hebben het graag over de spanning tussen de koopman en de dominee. In het geval van Morele ambitie is duidelijk dat we allebei nodig hebben: verlichtte miljardairs die kapitaal hebben voor de goede zaak en ondernemende idealisten die al het werk doen en geen graantje meepikken. Nu is het een goed bewaard geheim dat ik erg kritisch ben op liefdadigheid (charitable foundations e.d.) als manier om publieke voorzieningen te financieren. Bregman schrijft hierover het volgende:
“Toegegeven, de rol van dit soort gulle miljardairs [die moreel ambitieuze projecten sponsoren – red.] blijft ongemakkelijk. Het zou een stuk prettiger zijn als we leven op een planeet waarop zij (veel) meer belasting betalen, en waar overheden genoeg doen tegen armoede, kindersterfte, klimaatverandering en noem maar op. Voor die wereld moeten we blijven knokken, maar ondertussen moeten we ook roeien met de riemen die we hebben.” (Morele ambitie, p.185)
Als je er wat langer bij stilstaat, is dit een opmerkelijke gedachte. Voor Bregman is het invoeren en op mondiale schaal uitbouwen van het morele ambitie-concept kennelijk realistischer dan het doorvoeren van fiscale hervormingen. Er ligt zelfs een voorstel voor een educatieve franchise in de vorm van de The School for Moral Ambition. De School moet – kort gezegd – nieuwe moreel ambitieuzen ontwikkelen, om als hoopvolle druppels naar het front van de gloeiende plaat te sturen. Wellicht komt het doordat ik een fiscale insider ben, maar verbeterde belastingen lijken mij een stuk makkelijker dan het (al dan niet eigenhandig) fabriceren van voedselpakketten, waterputten en civiele infrastructuur door gewezen bewoners van de Zuidas.
Belastingen zijn het fundament van de samenleving, hier en elders, en een goedlopend belastingsysteem is een van de vereisten voor een goedlopende maatschappij. Dat je de corporate lawyers en marketeers wilt omscholen snap ik. Maar de fiscalisten? Die moeten zich gewoon met de fiscaliteit blijven bemoeien. Want – om met het Tax Justice Network te spreken – tax is a social superpower. Het is tijd om deze beter te benutten.
PS – Mocht The School for Moral Ambition een (vanzelfsprekend gratis) gastcollege willen over ethiek en de fiscale sector dan houd ik mij aanbevolen.
— 0 —
Let op: enkele aanpassingen op 29-6-2024