De media spelen een sleutelrol in de huidige discussie over fiscaliteit. Dat geldt voor de staatssteun-problematiek van Apple en Starbucks, maar in bredere zin voor allerlei andere BEPS/EU-thema’s. Het is via de kranten, radio en televisie dat het publiek debat gevoed en gevoerd wordt, want kiezers (maar ook politici, lobbyisten en de journalistiek zélf) halen hun informatie niet uit bladen als het Weekblad fiscaal recht of het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht. De toekomst van ons fiscaal bestel wordt bevochten bij Nu.nl, de NOS en RTLZ.
Net als veel belastingspecialisten maak ik me zorgen over de kwaliteit van de hedendaagse fiscale berichtgeving. Verhalen blijven aan de oppervlakte of gaan uit van een clichématig wereldbeeld. Er wordt vrolijk gesmeten met concepten als het “vestigingsklimaat” en “fair share” en verslagen over de fiscaliteit zijn meestal negatief. Of het nu gaat om dubbele petten of om BEPS-structuren: fiscalisten zijn verdacht.
Calimero-complex
De bewoners van belastingland ergeren zich aan deze beeldvorming: “Niemand begrijpt ons! Het journaille heeft het op ons gemunt! Het is niet eerlijk!” Maar hoe geloofwaardig zijn deze geluiden? Neem de discussie over dubbele petten. Mij verbaast het niet dat de gemiddelde Nederlander het raar vindt als hoogleraren, die onafhankelijk zouden moeten zijn, zich dik laten betalen door de commerciële fiscaliteit. Wiens brood men eet diens woord met spreekt, ja toch? De hoogleraren bekleden bovendien een publieke functie met de daarbij behorende maatschappelijke verantwoordelijkheden. Tsja, een ‘misverstand’ zit dan in een klein hoekje. Ik ben geen fan van trial by media, maar het is tijd om onder ogen te zien dat de zitting al enige tijd aan de gang is. Het de facto beroep op het zwijgrecht, helpt niet bij de collectieve gedachtenvorming. Niemand moet gedwongen worden om zich in het publiek debat te manifesteren. Toch mogen de universiteiten best wat vocaler zijn bij de verdediging van hun dubbel-bepette professoren. Leg maar uit waarom deze constructie meerwaarde heeft en welke maatregelen genomen zijn om belangenverstrengeling tegen te gaan.
Mediatips voor fiscalisten
Wat we nodig hebben: meer openheid vanuit de belastingsector. De reflexmatige geheimzinnigheid van de sector is niet van deze tijd. Fiscalisten moeten zichtbaar worden in de publieke discussie en dit betekent dat er op gegeven moment toch echt met de pers gepraat zal moeten worden. Ik realiseer mij dat dit niet altijd wenselijk is (rechters en belastinginspecteurs mogen niet de schijn van partijdigheid wekken), maar er blijven genoeg fiscalisten over die wel min of meer vrijelijk kunnen spreken. De onderstaande observaties (die niet altijd van een oplossing voorzien zijn) zijn aan deze groep gericht. Aanvullingen kunnen via de ‘comments-sectie’, hieronder worden toegevoegd.
- De meeste journalisten hebben weliswaar een fiscaal-technische achterstand maar vaak wel een politiek-maatschappelijke voorsprong. Hiermee bedoel ik dat de gemiddelde journalist vaak beter op de hoogte is van de precieze status van bijvoorbeeld een bepaald dossier of persoon. Soms denk ik dat ze Reuters per infuus krijgen binnengedruppeld. (Ik noem de keer dat ik dacht dat Starbucks denkelijk geen beroep zou instellen tegen het staatssteunbesluit en de helderziende van Trouw mij erop moest wijzen dat Starbucks zeer kort ervoor had aangegeven dat wél te zullen doen.)
- Journalisten hebben bijna altijd een beeld (meestal weinig flatteus) van de fiscaliteit en dat laat zich moeilijk ontkrachten. Het idee dat een fiscalist met een commerciële pet zich ook oprecht zorgen kan maken over de stand van het vak of de positie van ontwikkelingslanden, blijft lastig. Nu wordt men weliswaar betaald om kritisch te zijn, maar soms kan dit doorschieten in cynisme. De oplossing? Voorbeelden! Een vooroordeel kun je alleen ontkrachten met feiten dus als je als fiscalist een journalist wilt laten zien dat je – kort gezegd- niet de handlanger van Satan bent, dan helpt het als je dit concreet kunt maken (behalve bij het FD, daar speelt deze discussie niet).
- Dit gezegd hebbend, redacties hebben slechts beperkt budget en ruimte. Een verhaal op basis van het tellen van petten (“X% van de hoogleraren heeft een dubbele pet”) kan zelfs door stagiaires worden geschreven en is daarom goedkoop. Een groot probleem in dit verband is dat men vanuit de media niet altijd dubbel-checkt of een verhaal klopt. Men begrijpt niet altijd het verschil tussen een tax partner die voor 0,2 FTE hoogleraar is en een voltijdshoogleraar die in de hoedanigheid van of counsel soms wat onafhankelijke input geeft om een kantoor in vaktechnisch optiek op het rechte pad te houden. In een recent stuk in de Volkskrant werden deze zaken op een hoop gegooid, wat toch heel vervelend is, vooral voor de laatste groep.
- Als je citaten geeft aan een krant of een TV documentaire, spreekt dan altijd af dat je het resultaat voorafgaand aan publicatie mag (i) inzien, (ii) wijzigen en – indien nodig – (iii) weigeren. Zelf ben ik zeer slecht in het geïnterviewd-worden; dat ligt echter aan mij en niet aan de arme journalist die vervolgens iets moet maken van mijn geratel. Van een ervaren lobbyist kreeg ik ooit de tip om in maximaal twee zinnen antwoord te geven op een vraag (dit is waarom hij een professionele lobbyist is en ik een simpele wetenschapper).
- In de krant krijg je altijd minder ruimte dan je dacht (een gesprek van 30 minuten wordt teruggebracht tot een zin). Zelf vat ik dit niet persoonlijk op. Bij Artikel104.nl moet ik zo vaak in teksten snoeien.
- Denk na over hoe je wilt worden aangekondigd. “Anna Gunn, onderzoeker bij de Universiteit Leiden” is tot nader order beter dan “Anna Gunn, redacteur bij Artikel104.nl”. “Prof. Sjoerd Douma” is beter dan “Prof. dr. Sjoerd Douma” of “Sjoerd Douma”. Wie twee petten heeft moet deze kenbaar maken – zelfs als de presentator dat niet doet. De kans om (tijdens de uitzending) ‘ontmaskerd’ te worden is zeer groot en bovendien weet de kijker/lezer/luisteraar anders niet met wie hij of zij te maken heeft.
- Het is goed mogelijk om op een heldere manier de zaken aan een algemeen publiek uit te leggen zonder te vervallen in vakjargon. De truc is om niet alles te willen zeggen en te accepteren dat nuances verdwijnen. Probeer ook niet elke ‘fout’ van de interviewer te verbeteren. Als de hele wereld het over de “naheffing” van staatssteun heeft, dan is het alleen maar verwarrend als de expert begint over “terugvordering”. Betweterigheid maakt een slechte indruk.
- Tikfouten (onlangs in het NRC: “Anne Gunn”) wil men soms op de digitale versie van de krant herstellen.
- Tot slot, bedenk van tevoren waarom je in een uitzending zit. De taak van een wetenschapper/expert is om evenwichtige duiding te geven (maar naar niet een heel stellige mening te verkondigen; het publiek kan zijn eigen conclusies wel trekken). Een lobbyist/publicist moet juist wel een (minder genuanceerd) standpunt innemen. Bij twijfel vragen aan de redactie wat de bedoeling is.
***