Na de oorlog zat iedereen in het verzet. Ik weet niet waar deze wijsheid vandaan komt, maar ze spreekt me aan. Als het moeilijke, riskante werk voorbij is, is het makkelijk om achteraf te roepen: “Zie je wel, dit heb ik altijd gezegd!” Of nog erger: “Ik heb er ook een flinke bijdrage aan geleverd.”
Onder normale omstandigheden is het onverstandig om vergelijkingen te maken met de Tweede Wereldoorlog. Het onderwerp van deze column – het Toeslagenschandaal – is hierop geen uitzondering. Wel biedt de Tweede Wereldoorlog een bruikbaar frame, te weten dat van verzet tegen overweldigend onrecht. De verzetshelden zijn dan onder meer Pieter Omtzigt en Renske Leijten, en natuurlijk Eva González Pérez. Daarnaast ook enkele journalisten en de ouders zélf (van iedereen voerde deze laatste groep de langste en hardste strijd).
Wie niet kan worden aangemerkt als ‘verzetshelden’, zijn helaas veel van de bewoners van Belastingland – ondergetekende incluis. We zijn in dit land gezegend met een grote, goed georganiseerde, en doorgaans nogal vocale fiscale sector. Van de coronawetgeving tot de zogenoemde “verhuisboete” van Unilever tot de dubbele petten: voor het redden van het vestigingsklimaat zijn er meer dan genoeg vrijwilligers. Hoe kan het dan dat er juist vanuit deze sector zo weinig tegengeluid kwam op het vlak van de toeslagen? Het is ondenkbaar dat niemand van de tienduizenden ouders contact zocht met een fiscalist. Eveneens is ondenkbaar dat deze vakbroeders de waardeloze behandeling van hun (al dan niet pro bono) klanten acceptabel vonden. Ik geloof best dat individuele fiscalisten actie hebben ondernomen. Evengoed bleef de fiscale Februaristaking uit. De cynische lezing is dat het bij de toeslagen ging om minder vermogende mensen, die commercieel niet zo interessant waren voor de praktijk. Daarnaast zijn de verhalen van de gedupeerden niet altijd serieus genomen. Op dit punt moet ik de hand in eigen boezem steken. In 2012 ben ik benaderd door een wanhopige kennis – naar we nu weten een “gedupeerde” – die ik de deur wees omdat ik zijn verhaal over het gedrag van de Belastingdienst volstrekt ongeloofwaardig vond. Ondanks een universitaire studie belastingrecht en de beroepsopleiding bij de Orde van Belastingadviseurs, had ik geen ervaring met toeslagen, en het verhaal paste gewoon niet bij de Belastingdienst die ik kende. Later hoorde ik dat het hele gezin twee jaar in bittere armoede heeft geleefd. Het negeren van deze hulpvraag geldt als het morele dieptepunt in mijn eigen fiscale carrière. Nu is het de vraag in hoeverre mijn verhaal indicatief is voor de ervaring van de belastingsector als zodanig. Ik ben niet de enige fiscalist die geen poot uitstak, zoveel is zeker.
In het slot van zijn boek over de toeslagen ‘Zo hadden we het niet bedoeld’ (2021), wijst Jesse Frederik erop dat er, naast de toeslagen, allerlei andere situaties zijn waar burgers vergelijkbaar onrecht wordt aangedaan. Hij geeft het voorbeeld van iemand die in de gevangenis belandt omdat hij wat verkeersboetes niet kon betalen. Frederik schrijft: “Het lijkt mij een opdracht aan ons allen om ook zulk onrecht nooit ongekend te laten. Om te voorkomen dat onze overheid ooit opnieuw zo hard optreedt – welk werk wij ook doen.” Hier ben ik het helemaal mee eens. De rol die de belastingsector (niet) speelde bij het Toeslagenschandaal moet een hoofdthema worden bij de huidige discussie over fiscale ethiek, met het boek van Frederik als verplichte literatuur op de universiteit. Het is tijd voor zelfreflectie door de belastingsector, want ook wij ‘hebben het niet zo bedoeld’. En dat terwijl wij wel het verschil kunnen maken: met bezwaarschriften, rechtszaken en ja, ouderwets lobbywerk. Het is tijd om deze wapens in te zetten voor de mensen die het het hardst nodig hebben.
Een aangepaste versie van dit stuk verscheen onlangs in het Weekblad fiscaal recht onder de titel: “Fiscalisten, het is tijd voor actie!”
Bij het stuk in het Weekblad heb ik de verwijzing naar de WO II verwijderd (want niet opportuun). Op Artikel104.nl kan het echter wel. Hoe dan ook blijft de boodschap: de fiscale sector MOET iets doen voor de rechtshulp aan zwakkeren. Want als wij niets doen…. etc.