Wie woont er in het parallelle universum: GroenLinks of grote delen van de fiscale sector? Deze vraag rees eerder deze week, bij het verschijnen van het advies van de Raad van State (RvS) over het voorstel voor een conditionele dividend exitheffing, en ik weet het antwoord oprecht niet. Het advies is erg negatief, en vormde ‘dus’ – ik citeer initiatiefnemer Snels op Twitter – de volgende stap in het proces richting de exitheffing: “Neem deze wet zeer serieus!”.
Ik volg de ontknoping van de dividend exitheffing (ook: Unilevertaks) op de voet. Net als velen in fiscaal Nederland, zitten we voor de buis, Netflix-achtig, met chips en een kopje thee, wachtend op de volgende episode. Het voorstel dat Bart Snels c.s. op 10 juli 2020 deden, werd positief ontvangen in Den Haag, maar rammelde in technisch opzicht. Vanuit het fiscale legioen was er nagenoeg alleen kritiek op het plan; er vloeide een ongekende hoeveelheid gal, voor een belangrijk deel gericht op de persoon van Bart Snels. In september werd het voorstel op twee belangrijke punten aangepast en GroenLinks wil een aantal additionele ‘zwakke plekken’ aanpakken (wanneer is mij niet duidelijk). De exitheffing is opgenomen in het 2021 conceptverkiezingsprogramma van GroenLinks. Sinds 9 oktober 2020 weten we dat de RvS echt heel negatief is over het voorstel (advies 1, advies 2, samenvatting). Om te beginnen ziet de RvS potentiële risico’s in de sfeer van het internationale en EU-recht. Belastingverdragen, goede verdragstrouw, fundamentele vrijheden en de fusierichtlijn… het VN Vrouwenverdrag is niet genoemd, maar het scheelde weinig. Verder heeft de RvS terecht grote bedenkingen bij de formele terugwerkende kracht van het voorstel en met een aantal nationaal rechtelijke aspecten (o.a. de impact van de woonplaatsfictie, de definitie van ‘kwalificerende staat’, het heffingsmoment en betaling ineens).
Raad van State advies: wel of niet te mager?
Dat dit advies in politiek opzicht belangrijk is, is overduidelijk. Maar hoe zit het met het juridische gehalte? De meningen zijn verdeeld: sommigen zien “ernstige bezwaren” die het einde zouden moeten betekenen van het exitheffingproject. Minister Wiebes spreekt van een advies “waar het bloed ongeveer uit druipt. Ik heb nog niet eerder een kritischer RvS-rapport gezien in mijn perioden, maar ik ga er eerst even goed naar kijken”. Aan de andere kant van het spectrum zit Bart Snels, die – zoals hiervoor al is aangegeven – het advies beschouwt als een soort ‘stap in de goede richting’ (zie ook dit Bloomberg artikel). En ergens in het midden gaan er stemmen op dat, hoewel er problemen zijn met voorstel, het advies van de RvS toch wel heel summier is. Peter Kavelaars schrijft bijvoorbeeld (op LinkedIn): “De juridische motivering van die bezwaren is echter aan de magere kant. De conclusie dat die ernstig zijn lijkt me aldus onvoldoende onderbouwd. Waarmee niet is gezegd dat de exitheffing wenselijk is. Integendeel. Maar dat kan wel beter worden gemotiveerd.” Met andere woorden, de motivering van de RvS kan slecht zijn zonder dat het plan van Snels automatisch goed is. De ‘bewijslast’ ligt overigens bij de initiatiefnemer.
Fiscale ondersteuning voor (linkse) politieke partijen.
Ergens zou ik het tof gevonden hebben als de RvS actiever had meegedacht met GroenLinks, bijvoorbeeld door oplossingen aan te dragen. Naar verluidt geniet het voorstel namelijk brede steun en voorziet het dus kennelijk in een bepaalde behoefte binnen het parlement. Echter, de RvS is een onafhankelijk adviseur van de regering en het parlement, en geen privé belastingadviseur van één van de fracties. De fiscale ondersteuning van linkse politieke partijen – SP en GroenLinks (samen goed voor op dit moment 28 zetels) – blijft een bron van zorg. Ik zal niemand beledigen wanneer ik zeg dat de fiscale sector grosso modo wat rechtser is dan deze partijen. Er zijn minder experts die – onafhankelijk en onbetaald – in de rode oortjes willen fluisteren. Dat is heel slecht voor de kwaliteit van het fiscale debat. Vaak hoor ik dat politici “zich meer moeten verdiepen in de fiscale techniek”. Een goede tip, zou ik zeggen, maar alles behalve bruikbaar. Zelfs als een Kamerlid in zijn (of haar) vrije tijd de allerbeste fiscale opleiding van Nederland zou volgen, zou hij (of zij) geen idee hebben van het vak als fiscalist in de praktijk. De studie belastingrecht biedt – anders dan in sommige kringen geloofd wordt – geen inwijding in de Zwart Kunsten van de hedendaagse tax planning.
Om effectief oppositie te kunnen voeren hebben de linkse partijen niets aan zomaar een fiscalist; ze zoeken zeer ervaren belastingtijgers die tijd en zin hebben om gratis te helpen, en die voldoende onafhankelijk zijn c.q. het risico aandurven dat de radicale activiteiten uitlekken. Dergelijke mensen zijn schaars, zeker nu fiscalisten doorgaans (over)gespecialiseerd zijn (zo blijft ondergetekende beschikbaar voor vragen over staatssteun, maar niet voor kwesties betreffende bijvoorbeeld de overdrachtsbelasting of de btw).
Doorzetten (tegen beter weten in?)
Op dit moment ziet het ernaar uit dat GroenLinks zal doorgaan met de strijd om een dividend exitheffing. Tegenstand vanuit de sector zal electoraal per saldo positief uitwerken. Net als Jesse Klaver, die zich eerder deze week hard maakte voor een ‘startkapitaal’ voor alle 18-jarigen, is Bart Snels een voorvechter in de strijd voor gelijkheid en de belangen van sociaal zwakkeren. Zijn mededeling dat Unilever de belasting toch echt serieus moet nemen, kan ik in dit strategisch kader goed plaatsen. Jarenlang zijn multinationals, met hun lobbygroepen en dure adviseurs, de oppositie te snel af geweest waar het gaat om de belastingzaken. Snels weet het speelveld te veranderen. “Ik ga ze met alle mogelijke middelen bestrijden,” zei Snels wellicht op een late avond aan de bar tegen Wijnand Duyvendak. Nu heb ik een zwak voor activisten, en ergens baal ik ervan dat niemand mij heeft uitgenodigd voor het complot. Dit gezegd hebbend, ik weet vrij zeker dat ook ik een negatief advies zou hebben uitgebracht. Waar ik met name over zou zijn gevallen, is de vraag naar waarom het terecht is om niet-uitgekeerde winsten te belasten. Wat is de rechtvaardiging voor de heffing, anders dan dat Unilever vluchtgevaarlijk is? Snels zoekt de nexus in een combinatie tussen een “basisconceptie” van de dividendbelasting en een territoriaal aspect. Klinkt veelbelovend, maar hoe zit het precies? En wat is de relatie met de bestaande exitheffing in de vennootschapsbelasting? Vergeet daarnaast niet dat dit slechts een voorvraag voor de discussie over de ‘strijdigheden-met’.
Het aanpakken van belastingontwijking is een noodzakelijk streven maar kan en mag niet ten koste gaan van rechtsstatelijkheid. Dat de RvS gehakt maakt van het voorstel is niet een klein ‘dingetje’ waar we zomaar overheen kunnen stappen. Bij de GroenLinks-achterban mag hier geen onduidelijkheid over bestaan. Als het voorstel strijdig is met bijvoorbeeld de Fusierichtlijn, dan is dat geen samenzwering van het grootkapitaal, maar het product van de normale toepassing van het Nederlandse recht.
Dwergvleermuizen
Hier op de progressieve vleugel van de Nederlandse fiscaliteit voel ik me erg ongemakkelijk bij de situatie die is ontstaan rondom het GroenLinks-voorstel. Actievoeren is belangrijk en ik snap waarom fiscale activisten inmiddels in de ‘by all means possible’-modus zitten. Echter, zoals Duyvendak destijds al ondervond, aan leden van de Tweede Kamer worden andere eisen gesteld dan aan de medewerkers van Oxfam Novib of VNO-NCW. Misschien doe ik Bart Snels nu tekort, maar de exitheffing doet mij op dit moment vooral denken aan de krakers van de ‘Blauwe Aanslag’ (een voormalig belastingkantoor in Den Haag), die in 2003 opeens zeldzame dwergvleermuizen aantroffen op zolder. Met een juridische slimmigheid (een beroep op de EU Habitatrichtlijn) is de ontruiming toen enige tijd uitgesteld. Even later werd het pand helaas alsnog ontruimd; uitstel bleek geen afstel.
Wel precedenten voor aanpak specifieke bedrijven
Wat de discussie verder bemoeilijkt, is dat GroenLinks steeds roept dat de (dreiging van de) exitheffing bedoeld is om Unilever in Rotterdam te houden. Een belasting gericht op het voorkomen van ‘misbruik’ bij één belastingplichtige is niet zonder problemen. Tegelijkertijd zijn er ook voorbeelden te verzinnen van Nederlandse regelingen die – zo hoorde ik ooit in de wandelgangen, ik heb het nooit zelf gewobt – mede met het oog op specifieke gevallen geschreven zijn. De innovatiebox of de (mislukte) poging om de dividendbelasting af te schaffen (Shell, Unilever). In het belastingverdrag tussen Nederland en Frankrijk bevat het Protocol een bepaling specifiek voor KLM. De groenen hebben misschien gedacht: “Bedrijven staan in de rij voor tailor-made wetgeving als het ze uitkomt. Waarom dan niet dezelfde benadering voor het tegengaan van misbruik?
Toekomstvisie: hoe dan wel?
De exitheffing kent op dit moment fundamentele technische manco’s die zich niet met wat slimme tweaks laten oplossen. Binnen de fiscale sector gaat de aandacht bijna uitsluitend uit naar deze gebreken en de vraag hoe verschikkelijk GroenLinks wel niet is. Een serieuze discussie over het onderliggende probleem (dat is: de maatschappelijke en ethische houdbaarheid van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting) blijft wederom uit. Het is cruciaal dat het publieke vertrouwen hersteld wordt. Een gebrek aan draagvlak voor de belastingheffing van multinationals werkt destabliserend en is dus schadelijk voor het vestigingsklimaat. Tegen deze achtergrond is het collectief afzeiken van GroenLinks niets meer dan een (toegegeven, soms vermakelijke) bijzaak. Waar het nu om gaat zijn positieve hervormingen die wel haalbaar zijn en die een overtuigend antwoord geven op de zorgen van het publiek. Niets doen is geen optie.
Foto: door Gilles San Martin via Flickr.com onder Creative Commons licentie. (Deze vleermuis is een sappige meelworm aan het opeten.)