De schrijvende hand en de heffende kant Gastbijdrage door Fred van Horzen

Majakovski en Fallada

In mijn bijdrage van 3 december 2016 getiteld Fiscale poëzie, besteedde ik uitgebreid aandacht aan het gedicht ‘Onderhoud over poëzie met de belastinginspecteur’ van Vladimir Majakovski. Tot mijn blijde verrassing wordt in editie 2018/1 van het World Tax Journal ook uitgebreid geciteerd uit dit gedicht (‘The Fragmentation of Taxpayers’ Rights in International Dispute Resolution Settings: Healing Anxieties through Judicial Dialogue’ door Ricardo García Antón). Majakovski pleegde zelfmoord in 1930, een aantal jaren na zijn discussie met de belastinginspecteur. Boris Pasternak heeft op indrukwekkende wijze beschreven hoe hij Majakovski kort na diens zelfmoord aantrof: “Hij lag op zijn zij, met zijn gezicht naar de muur, nors, lang, het laken opgetrokken tot aan zijn kin en zijn mond halfopen, alsof hij sliep. Trots van iedereen afgewend leek hij zelfs zoals hij daar lag, zelfs in die slaap verzonken, hardnekkig ergens heen te willen en weg te snellen. … Het was een uitdrukking om het leven mee te beginnen, niet een om het mee te beëindigen” (Pasternak, Verhalen, de Russische Bibliotheek, vertaling Froukje Slofstra, Van Oorschot, 2017, p. 283). Er zijn geen aanwijzingen dat het geschil met de belastinginspecteur de aanleiding vormde voor de zelfmoord. Majakovski was geboren in 1893, het jaar waarin in Nederland de ‘Wet tot heffing eener belasting op bedrijfs- en andere inkomsten’ werd ingevoerd (Staatsblad 149). Dat jaar was ook het geboortejaar van de Duitse schrijver Hans Fallada. Fallada is tegenwoordig weer vol in de belangstelling als gevolg van de heruitgave in 2010 van zijn boek ‘Jeder stirbt für sich allein’, knullig in het Nederlands vertaald als ‘Alleen in Berlijn’. Fallada was verslaafd aan alcohol en morfine en overleed in 1947. Anne Folkertsma schreef een biografie over Fallada, getiteld ‘Hans Fallada, Alles in mijn leven komt terecht in een boek’ (Uitgeverij Cossee, 2015). Uit deze biografie blijkt dat Fallada, net als Majakovski, fiscale problemen ondervond die verband hielden met zijn schrijverschap. In 1934 en 1935 had Fallada constant conflicten met zijn uitgever over geld. Fallada besteedde een fortuin aan investeringen in een boerderij. Ook zijn drankverslaving kostte veel geld. Tot overmaat van ramp ontving hij ook een torenhoge belastingaanslag gebaseerd op zijn inkomsten over 1933, grotendeels in verband met zijn – destijds ook verfilmde – succesroman ‘Kleiner Mann – was nun?’ Uiteindelijk regelde zijn uitgever Rohwolt belastingadvies voor Fallada (‘Hans Fallada’, p. 194 en 195).

Louis-Ferdinand Céline

Het beeld van een auteur die niet met geld om kan gaan, met zijn uitgever ruziet over geld en gedoe heeft met de belastingdienst, treffen we ook aan bij een schrijver die een jaar na Majakovski en Fallada is geboren en recent weer vol in het nieuws is. Het gaat om de Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline. In de jaren dertig van de vorige eeuw werd hij beroemd als gevolg van twee romans: ‘Reis naar het einde van de nacht’ en ‘Dood op krediet.’ Nederlandse vertalingen van deze romans zijn nog steeds verkrijgbaar. De recente aandacht voor Céline houdt geen verband met deze romans, maar houdt verband met drie anti-semitische romans van zijn hand die in de periode van 1937 tot en met 1941 verschenen. De Franse uitgeverij Gallimard had in 2017 het plan opgevat om de anti-semitische romans opnieuw uit te geven, in een wetenschappelijk verantwoorde en geannoteerde editie. Dit voornemen leidde tot een storm van protest als gevolg waarvan Gallimard begin dit jaar uiteindelijk afzag van het initiatief. De ophef is wat mij betreft enigszins opvallend, omdat (illegale) herdrukken van de anti-semitische romans gewoon via het internet verkrijgbaar zijn, ook bij ‘normale’ webwinkels, zoals Amazon.fr. Verder worden sinds 1991 de brieven van Céline door Gallimard uitgegeven, in geannoteerde edities. In deze brieven vervalt Céline ook in de jaren na 1945 met enige regelmaat in anti-semitische scheldpartijen tegen mensen en instituten die hem willen laten vervolgen voor zijn gedrag in de oorlog of die hem anderszins niet welgevallig zijn. Ook verdedigt hij zich tegen beschuldigingen van anti-semitisme en collaboratie met de bezetter. Tegen de beschuldigingen van collaboratie verweert hij zich met de opmerking dat zijn enige contact met de bezetter bestond uit het betalen van belasting over de opbrengst van zijn boeken (Louis-Ferdinand Céline, Lettres de prison à Lucette Destouches et à Maître Mikkelsen, Gallimard, 1998, p. 391). Dat laatste is echter onjuist. In het voorjaar van 1944 was Céline uit Frankrijk via Duitsland naar Denemarken gevlucht, met achterlating van een schuld aan de Franse belastingdienst van 600.000 francs. Pas in 1952 kan Céline terugkeren naar Frankrijk. Tijdens onderhandelingen over een contract met de uitgever Gallimard doet de uitgever in de zomer van 1948 Céline het aanbod om hem 100.000 francs te betalen. Céline reageert als volgt: “wat moet ik verdomme aan met zo’n 100.000 francs die automatisch zullen verdwijnen in het laatje van de fiscus! Een stomme zak ben ik zeker maar om nou direct naar mijn beulen te rennen en m’n bloed aan te bieden!” (‘Louis-Ferdinand Céline, Je vriend met alle stekels uit. Briefwisseling met zijn uitgever’, Meulenhoff,1996, vertaald door Frans van Woerden, p 52 en 53). In januari 1949 schrijft hij: “Prachtig dat idee van een afspraak met Gaston (Gallimard), maar nog geen knaak aan de fiscus, dat NOOIT. Dan liever kreperen. … Maar nog geen scheet voor de fiscus!” Céline geeft aan dat alle betalingen onder tafel dienen te geschieden. (‘Briefwisseling’, p. 64). Uiteindelijk wordt een contract gesloten met Gallimard. In februari 1952 bericht Céline het volgende aan Gaston Gallimard. “Geachte heer en beste vriend. Binnenkort ga ik mijn aangifte inkomstenbelasting voor het afgelopen jaar invullen. Ik zal daarin verklaren niets te hebben verdiend, ik was immers niet in Frankrijk, maar wel ingezetene van Denemarken, 7 jaar lang! … Wat betreft het volgend jaar zal ik verklaren van u slechts VOORSCHOTTEN te hebben ontvangen nooit iets anders dan VOORSCHOTTEN.”(‘Briefwisseling’, p. 123). Céline leefde in de veronderstelling dat voorschotten niet als belastbaar inkomen kwalificeerden, omdat de voorschotten verrekend werden met de opbrengsten uit de daadwerkelijke boekverkopen. Als de verkopen achterbleven bij de verstrekte voorschotten resteerde er een schuld voor de schrijver aan de uitgever. Céline ontsteekt dan ook in woede wanneer hij in december 1954 een financieel overzicht ontvangt van zijn uitgever waaruit blijkt dat hij een schuld van ruim 7 miljoen francs aan de uitgeverij heeft en dat belasting is betaald over de voorschotten: “waarom hebt u me potverdorie al die (voor mij!) enorme belastingen op die zogenaamde inkomsten laten betalen! Terwijl het ging om schulden!” De Afdeling Royalty’s van de uitgeverij reageert kort en zakelijk: “Wat betreft de hoge belasting die u hebt moeten betalen, daar kunnen we niets aan doen, aangezien de belastingdienst ons verplicht elk bedrag dat wij uitbetalen op te geven.” Dit leidt tot een scheldbrief van Céline aan Gaston Gallimard, die daarop antwoordt dat als hij het middel wist om aan de fiscus te ontsnappen, hij daar zelf als allereerste gebruik van zou maken. Het antwoord van Céline laat niet lang op zich wachten: “Hoe hard je ook blablablaat: een voorschot is geen inkomen het is juist het tegendeel daarvan. Als ik belasting over voorschotten betaal dan betaal ik belasting over jouw kapitaal. Het is een mooie truc van je boekhoudafdeling, maar daar is ook alles mee gezegd.” Gallimard antwoordt dat Céline het zelf maar met de fiscus moet zien uit te zoeken en de inspecteur ervan te overtuigen dat een voorschot niet gelijk is aan inkomsten. Céline antwoordt kort en bondig: “Ik betaal eerlijk mijn belastingen. Ik ben jou een hele reut miljoenen schuldig! Da’s klote en daarmee uit!.”(‘Briefwisseling’, p. 179-186). In oktober 1956 schrijft Céline aan Gallimard dat de belastingdienst van Versailles hem op de huid zit. Ze kunnen niet geloven dat hij zo weinig verdient met zijn boeken. Gallimard antwoordt: “als je problemen met de fiscus hebt zou ik je in contact kunnen brengen met een voormalige belastinginspecteur die onze zaken behartigt en jou ook zou kunnen helpen (‘Briefwisseling’, p. 223 en 227). Of Céline dit aanbod heeft aanvaard en hoe de controle door de belastingdienst is afgelopen, weet ik niet. Wel wordt er na deze brief in ieder geval niet meer gescholden, althans niet over fiscale zaken.

Joseph Roth

Als tegengewicht tegen het gescheld en getier van Céline wijd ik een paar woorden aan de net als Céline in 1894 geboren joodse schrijver Joseph Roth. Joseph Roth kwam slecht aan zijn einde, net zoals Majakovski en Fallada. Hij zoop zich te pletter en stierf in mei 1939 in ballingschap in Parijs. Zijn vriend Soma Morgenstern heeft het verval van Roth ontroerend beschreven in ‘Joseph Roths Flucht und Ende’ (Kiepenheuer & Witsch, 2008). In het romanfragment ‘Erdbeeren’ schetst Roth zijn geboortestadje Brody: “Ich glaube, dass bei uns zu Hause niemand Papiere hatte. Es gab ein Gericht, ein Gefängnis, Advokaten, Finanzämter – aber nirgends brauchte man sich zu legitimieren. Ob man als der oder jener verhaftet wurde – was machte es aus? Ob man Steuern bezahlte oder nicht – wer ging daran zugrunde, wem half man damit? Hauptsache war, dass die Beamten zu leben hatten. Sie lebten von Bestechungen. Deshalb kam niemand ins Gefängnis. Deshalb zahlte niemand Steuern. Deshalb hatte niemand Papiere.” (te vinden in het prachtig vorm gegeven boek ‘Joseph Roth, Leben und Werk’, Heinz Lunzer, Victoria Lunzer-Talos, Kiepenheuer & Witsch, 2009, p. 9). Uit deze beschrijving blijkt dat een kleine en hechte gemeenschap geen verplichte belastingheffing nodig heeft. Deze idyllische situatie van iets meer dan 100 jaar geleden in het niet meer bestaande Habsburgse rijk staat ver van onze hedendaagse fiscale realiteit en zal nooit meer terugkeren, ondanks aansporingen daartoe van Peter Sloterdijk.

Pleidooi voor een helpende hand

Schrijvers hebben het niet gemakkelijk. Om Céline nog maar eens te citeren: “De waarheid is heel eenvoudig dat het boekenvak lijdt onder een zeer ernstige afzetcrisis. … een boek kopen! … een caravan? Dat kan nog! … maar een boek? … Van de auteur wordt aangenomen dat hij grote persoonlijke rijkdom geniet, of een jaargeld heeft van een heel grote partij, ofwel het geheim ontdekt heeft van leven zonder vreten. Trouwens, iedereen in goeden doen (bevoorrecht, vetgemest met dividenden) zal u als een vaststaande en onwankelbare waarheid bevestigen, zonder daar iets kwaads mee te bedoelen: dat alleen de ellende het genie ontketent … dat het goed is als de kunstenaar lijdt … en niet zo’n klein beetje ook … en meer en nog meer! … want slechts in weeën kan hij baren! En de Smart is zijn meester!…” (‘Gesprekken met professor Y”, Goossens/Mets, 1983, vertaling Ernst van Altena, p. 5 en 6).

Het hedendaagse Tsjechië en Slowakije maakten net als het geboortedorp van Joseph Roth ook deel uit van het Habsburgse rijk. In zowel Tsjechië als in Slowakije probeert de overheid de boekverkoop te stimuleren en de leesvaardigheid te bevorderen via een aftrekpost voor ondernemers. De kosten van boekenvouchers verstrekt aan werknemers zijn aftrekbaar (nieuwsbericht Literair weblog Tzum, 12 januari 2018, www.tzum.info). Deze stimulans voor het schrijvers- en literaire klimaat verdient mijns inziens navolging in Nederland. Ook bepleit ik dat belastingadviseurs in het kader van hun MVO-beleid jonge schrijvers onder hun hoede nemen en hen wegwijs maken in de fiscaliteit rond het zijn van auteur. Wellicht worden de verleners van de helpende hand dan per brief of anderszins net zo bedankt zoals Céline ooit zijn uitgever bedankte: “Alle lof voor je grootmoedigheid! Die slechts haar gelijke kent in de grootmoedigheid die ik betracht bij het perfectioneren van mijn boeken, waarop ik me kapotwerk! (‘Briefwisseling’, p. 131).

***

Foto door {Flixelpix} David via Flickr.com onder Creative Commons licentie.

About de Redactie

De redactie van Artikel104.nl vergadert alléén voor recreatieve doeleinden.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *